Vandaag verscheen de lang verwachte conclusie van Advocaat-Generaal Keus met betrekking tot bewijsvergaring bij boetezaken. In deze blog vat ik de bevindingen van de A-G kort samen voor de praktijk. Overigens leuk om te zien dat een aantal van mijn stukken gebruikt worden door de A-G in zijn conclusie.
1. Een toezichthouder hoeft bij een verhoor geen gebruik te maken van een beëdigde tolk. Het is toelaatbaar dat de toezichthouder van een telefonische tolk gebruik maakt.
2. Een boeterapport moet in beginsel worden ondertekend door de opsteller, maar als dat niet gebeurd, kan dat later alsnog worden gerepareerd. Getuigen hoeven hun verklaring niet te ondertekenen, maar het versterkt wel de bewijskracht.
3. De cautie moet worden gegeven als naar objectieve maatstaven door een redelijk waarnemer kan worden vastgesteld dat er sprake is van een “verhoor” met het oog op de oplegging van een bestuurlijke boete. Het verhoor kan ook tijdens het verhoor ‘van kleur verschieten’, dan moet het verhoor worden onderbroken om de cautie te geven. Getuigen hoeven niet de cautie te krijgen.
4. Verklaringen van getuigen moeten conform de strafrechtelijke eisen worden opgemaakt. De verklaringen mogen geen “gissingen en conclusies” bevatten.
5. Er is altijd een apart boeterapport noodzakelijk. Het rapport mag dus niet in het besluit zelf zijn opgenomen.
6. Van de juistheid van een verklaring van een toezichthouder mag in beginsel worden uitgegaan, maar alleen voor wat betreft zijn eigen waarnemingen.
7. Nader bewijs tijdens de rechterlijke procedure aanleveren mag, maar let op de goede procesorde (lees: geen nieuw ‘dragend’ bewijs in een laat stadium)!
8. De bestuurlijke lus bij boetes is niet principieel uitgesloten. Na een tussenuitspraak kan het bewijs dus worden aangevuld, maar ook hier is de grens de goede procesorde.