CBb 10 december 2024, ECLI:NL:CBB:2024:909 – NZa mocht aanwijzing geven in plaats van enkel een waarschuwing bij overtredingen omdat deze nog voortduurden. CBB kan NZa niet opdragen om excuses aan te bieden.

Print deze pagina

Aanwijzing in plaats van een waarschuwing

5.11De NZa stelt zich in haar verweer op het standpunt dat de aanwijzing kan worden beschouwd als een formele aansporing die is bedoeld om de norm in een concreet geval duidelijk te maken. In de aanwijzing heeft de NZa opgenomen wat de tandartsenpraktijk moet doen en veranderen om aan de regelgeving te voldoen. Volgens de NZa is een aanwijzing in dit geval op zijn plaats, omdat de tandartsenpraktijk meer heeft gedeclareerd dan toegestaan en de fout van haar handelen nog niet inziet. De tandartsenpraktijk heeft financieel voordeel behaald met haar werkwijze om bij het vastzetten van een spalk de tandheelkundige codes voor het aanbrengen van een vulling te declareren. De NZa vindt vooral deze overtreding ernstig. Dat de tandartsenpraktijk ten onrechte gedeclareerde bedragen heeft terugbetaald, maakt dit voor de NZa niet anders. De controles van zorgverzekeraars doen niet af aan de taak van de NZa als toezichthouder. De NZa volstaat met een waarschuwing als de overtredingen plaatsvonden in het verleden, maar in dit geval duurden de overtredingen nog voort. Ook na 2020 heeft de tandartsenpraktijk namelijk nog orthodontische en tandheelkundige codes gecombineerd. Ook de overtredingen 2 en 3 waren van belang bij de beslissing een aanwijzing op te leggen, het ging dus niet alleen om de beëindigde overtreding, aldus de NZa.

5.12Naar het oordeel van het College was de NZa, gezien de geconstateerde overtredingen, bevoegd om op grond van artikel 76, eerste lid, van de Wmg een aanwijzing te geven ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 35, eerste lid, van de Wmg. Anders dan de tandartsenpraktijk aanvoert, hoefde de NZa niet te volstaan met een waarschuwing. De NZa heeft in het feit dat overtredingen hebben plaatsgevonden, waarbij de tandartsenpraktijk meer heeft gedeclareerd dan op grond van de regelgeving was toegestaan, en de overtredingen nog voortduurden, aanleiding mogen zien om een aanwijzing te geven. Met de aanwijzing maakt de NZa duidelijk wat de tandartsenpraktijk moet doen om de normen niet meer te overtreden. Dat de tandartsenpraktijk zich door de aanwijzing aangetast voelt in haar goede naam, waarbij zij heeft gewezen op een jarenlange goede staat van dienst en de grote patiënttevredenheid, is begrijpelijk maar dat maakt niet dat de NZa niet zou mogen optreden tegen onjuiste declaraties. Het College is dan ook van oordeel dat de aanwijzing niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

Delen van de aanwijzing met zorgverzekeraars

5.13De NZa heeft haar standpunt dat het delen van de aanwijzing met de vijf betrokken zorgverzekeraars noodzakelijk en proportioneel was, gehandhaafd. De informatie uit de aanwijzing is van belang voor de uitvoering van controles door de zorgverzekeraars op declaraties. Bij hun onderzoek naar onrechtmatige vergoedingen in de zorg hebben zij die informatie nodig om risicoanalyses te maken. Op de zorgverzekeraars rust een geheimhoudingsplicht en aan hen heeft de NZa meegedeeld dat de tandartsenpraktijk een bezwaarprocedure heeft lopen en dat zij geïnformeerd zullen worden over de uitkomst daarvan en van de nacontrole. De NZa kan het bezwaar van de tandartsenpraktijk dat zorgverzekeraars door de informatie onnodige materiële controles zullen uitvoeren niet volgen, omdat een dergelijke controle voor de zorgaanbieder geen gevolgen heeft als deze in orde is. Ook als de zorgverzekeraar wel onrechtmatigheden zou constateren, blijft het delen van de informatie proportioneel, aldus de NZa.

5.14Het College bespreekt de beroepsgrond van de tandartsenpraktijk dat de NZa de aanwijzing niet met de zorgverzekeraars had mogen delen niet inhoudelijk, omdat deze grond niet kan leiden tot het ermee beoogde doel. Op de zitting is gebleken dat het de tandartsenpraktijk vooral gaat om een excuus van de NZa voor de gang van zaken. Dat is een doel dat met inhoudelijke beoordeling van de beroepsgrond niet kan worden bereikt. Nog daargelaten de vraag of er grond zou zijn voor excuses, kan het College de NZa niet opdragen die aan te bieden. Vast staat dat het delen van de aanwijzing al is gebeurd. Zelfs als de tandartsenpraktijk met deze beroepsgrond na een inhoudelijke beoordeling daarvan gelijk zou krijgen, wordt de uitkomst van deze zaak daardoor niet anders. Verder heeft de tandartsenpraktijk niet verzocht om vergoeding van schade veroorzaakt door het delen van de aanwijzing.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:909

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *