CBb 17 december 2024, ECLI:NL:CBB:2024:919 – Beslissing om een (rechts)persoon onder ‘verscherpt toezicht te plaatsen’ is geen besluit in de zin van de Awb.

Print deze pagina
3.5.1De beslissing om het bedrijf onder verscherpt toezicht te plaatsen kan het College niet toetsen omdat het geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom levert dit de melkveehouder ook geen procesbelang op.

3.5.2Zoals het College eerder heeft overwogen, ook in zijn uitspraak van 23 maart 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:304 onder 8.3.4), kan de mogelijkheid om naderhand een actie tot schadevergoeding in te stellen een procesbelang met zich brengen bij een beroep tegen een besluit dat beweerdelijk schade toebrengt. Er moet dan wel een (begin van een) onderbouwing worden gegeven voor een mogelijk causaal verband tussen de gestelde schade en het vermeend onrechtmatige besluit, terwijl niet van tevoren onaannemelijk mag zijn dat schade is geleden.

3.5.3Het betoog van de melkveehouder dat hij procesbelang heeft omdat de minister in het bestuursdwangbesluit ten onrechte heeft medegedeeld het bedrijf van de melkveehouder onder verscherpt toezicht te plaatsen waardoor hij schade heeft geleden, slaagt niet. Weliswaar heeft de melkveehouder een begin van een onderbouwing gegeven van een mogelijk causaal verband tussen de gestelde schade en de mededeling van de minister in het bestuursdwangbesluit over het verscherpt toezicht, maar die mededeling is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en kan ook niet daarmee gelijkgesteld worden. Daardoor staat tegen die mededeling op grond van artikel 8:1 van de Awb geen beroep open en kan daarin dus geen procesbelang zijn gelegen. Hieronder legt het College uit waarom het geen besluit is.

3.5.4Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is een besluit gericht op rechtsgevolg. Dit betekent dat de beslissing moet zijn bedoeld om verandering te brengen in de rechten en/of plichten van degene tot wie die beslissing is gericht (vergelijk onder 3.1 van de uitspraak van het College van 27 februari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:127).

3.5.5De mededeling over verscherpt toezicht heeft geen wettelijke basis, maar volgt uit artikel 3.3 van het Algemeen interventiebeleid. Dat is een door de minister vastgestelde beleidsregel. De minister heeft op de zitting aangevoerd dat als de minister uitvoering had gegeven aan het verscherpt toezicht, er elke drie maanden een inspectie op het bedrijf van de melkveehouder zou hebben plaatsgevonden. Omdat inspecties feitelijke handelingen zijn, is de beslissing om verscherpt toezicht toe te passen niet op rechtsgevolg gericht, maar een mededeling van feitelijk handelen. Feitelijk is er niets gebeurd, want de mededeling over het verscherpt toezicht stond abusievelijk in het bestuursdwangbesluit. Als de minister wel uitvoering had gegeven aan het verscherpt toezicht en aan de melkveehouder naar aanleiding van een in dat kader verrichte inspectie een kostenbeschikking had opgelegd, dan had de melkveehouder bezwaar en beroep kunnen instellen tegen die kostenbeschikking en daarbij de mededeling over het verscherpt toezicht kunnen aanvechten.

3.5.6Naar het oordeel van het College is de mededeling over verscherpt toezicht ook niet gelijk te stellen aan een besluit. De melkveehouder heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem onevenredig bezwarend was om een rechterlijk oordeel over een eventueel kostenbesluit naar aanleiding van een inspectie in het kader van verscherpt toezicht af te wachten.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:919

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *