CBb 19 november 2024, ECLI:NL:CBB:2024:841 – Beroep op overmacht faalt – geen verzoek ex art. 5:34 Awb gedaan tot opheffing of opschorten last.

Print deze pagina

Is sprake van overmacht?

5.1De varkenshouder betwist inhoudelijk de bevindingen uit de rapporten van bevindingen niet, maar betoogt dat er op het moment van de controles sprake was van uitzonderlijke omstandigheden, waardoor ten onrechte het invorderingsbesluit I, de last onder dwangsom II en het invorderingsbesluit II zijn genomen. De slachterijen namen vanwege de coronamaatregelen minder varkens af dan normaal gesproken het geval is, waardoor de varkenshouder te maken kreeg met overbevolking in zijn stallen. Hij heeft zijn afnemers herhaaldelijk met klem verzocht om snel varkens af te nemen, maar ook zij konden op dat moment niet anders.

5.2De overbevolking zorgde er voor dat dieren eerder gewond raakten en dat de zorg niet was zoals hij die graag zou zien en zoals hij die normaal gesproken ook aan zijn dieren verleent. Het was ook niet mogelijk om de varkens te huisvesten in de diverse hokken die leegstonden op het moment van controle. Aan deze hokken werd namelijk onderhoud gepleegd, juist vanuit het oogpunt van dierenwelzijn. Aan en in de hokken bevonden zich scherpe randen waar de dieren zich aan zouden kunnen verwonden als hij ze er wel in zou huisvesten.

5.3In wat de varkenshouder heeft aangevoerd, ziet het College geen grond voor het oordeel dat sprake is van overmacht. Daarbij overweegt het College allereerst dat de varkenshouder de gestelde overmacht met betrekking tot de vastgestelde overtredingen onvoldoende heeft onderbouwd. Dat slachterijen minder varkens afnamen, heeft de varkenshouder niet gestaafd met enig bewijs. Evenmin heeft hij bewijs geleverd dat hij zijn afnemers met klem heeft verzocht varkens af te nemen. Dat had wel op zijn weg gelegen.

5.4Daarnaast overweegt het College dat het aan het beroep tegen het invorderingsbesluit ten grondslag liggende dwangsombesluit (last onder dwangsom I) is opgelegd naar aanleiding van een controle op 28 januari 2020, waarbij is vastgesteld dat de varkenshouder meerdere overtredingen van het Bhd beging. Op dat moment was van een coronapandemie en de bijbehorende coronamaatregelen nog geen sprake. De overtredingen zijn dus niet (alleen) het gevolg van de coronapandemie.

5.5Daar komt bij dat de varkenshouder, zoals eveneens door de minister is gesteld, geen maatregelen heeft getroffen die in zijn macht lagen om de overtredingen op te heffen. Zo hebben de inspecteurs aangegeven dat tijdens de inspectie van 27 oktober 2020 lege hokken aanwezig waren. Niet gebleken is waarom de hokken niet (op korte termijn) gereedgemaakt konden worden om daar varkens in te huisvesten. Verder had hij kunnen besluiten om dieren te laten euthanaseren dan wel op het bedrijf een noodslachting te laten uitvoeren om de overbevolking tegen te gaan. De varkenshouder heeft ook geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid om op grond artikel 5:34, eerste lid, van de Awb een verzoek te doen tot opschorting van de last onder dwangsom voor een bepaalde termijn om bijvoorbeeld de benodigde vergunningen aan te vragen om de zeugen op de voorgeschreven wijze in de stallen te kunnen houden. De varkenshouder kan geen geslaagd beroep doen op overmacht. Deze beroepsgrond slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:841

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *