Beoordeling door het College
4.1De minister heeft op de zitting bij het College bezwaar gemaakt tegen het bij de beoordeling betrekken van de beroepsgrond dat [naam 1] op 14 januari 2021 geen overtreding zou hebben begaan. [naam 1] heeft deze grond pas op de zitting aangevoerd. Dit bezwaar treft geen doel. [naam 1] heeft immers diverse beroepsgronden naar voren gebracht tegen de rechtmatigheid van de maatregel van schorsing van de erkenning. Deze maatregel heeft als basis het oordeel van de minister dat op 14 januari 2021 een overtreding bij [naam 1] is geconstateerd. Daarom kan het College de aangevoerde beroepsgronden, met name die over de evenredigheid van de schorsing van de erkenning, niet beoordelen zonder daarbij te betrekken of sprake is geweest van een overtreding. Het College heeft daarom al voorafgaand aan de behandeling op de zitting aan de minister nadere informatie opgevraagd over de bekendmaking van de corrigerende maatregel.
4.2De minister heeft op de zitting bij het College verklaard dat hij [naam 1] op
12 januari 2021 mondeling heeft medegedeeld dat de slachtsnelheid moest worden gehalveerd (de corrigerende maatregel). Vervolgens is op 13 januari 2021 in de middag het e-mailbericht naar [naam 1] verzonden, waarin het besluit tot het opleggen van de maatregel werd aangekondigd.Het College constateert dat dit e-mailbericht geen bijlage bevatte met het betreffende besluit. Dat hebben zowel [naam 1] als de minister op de zitting bevestigd. Niet betwist is dat [naam 1] het per post verzonden besluit pas op 15 januari 2021 heeft ontvangen.
12 januari 2021 mondeling heeft medegedeeld dat de slachtsnelheid moest worden gehalveerd (de corrigerende maatregel). Vervolgens is op 13 januari 2021 in de middag het e-mailbericht naar [naam 1] verzonden, waarin het besluit tot het opleggen van de maatregel werd aangekondigd.Het College constateert dat dit e-mailbericht geen bijlage bevatte met het betreffende besluit. Dat hebben zowel [naam 1] als de minister op de zitting bevestigd. Niet betwist is dat [naam 1] het per post verzonden besluit pas op 15 januari 2021 heeft ontvangen.
4.3De bevindingen op 14 januari 2021 vormden voor de minister de concrete aanleiding, om de erkenning van [naam 1] op 15 januari 2021 te schorsen en daarmee het bedrijf stil te leggen.
4.4.1Het College oordeelt dat de minister met de schorsing van de erkenning, en daarmee de feitelijke stillegging van het bedrijf van [naam 1] , niet volgens het eigen handhavingsschema heeft gehandeld. Dit is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep van [naam 1] moet alleen om die reden al gegrond worden verklaard. Hieronder zal het College toelichten hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
4.4.2Het opleggen van de corrigerende maatregel vergt een schriftelijk besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Voor zover de minister meent dat deze maatregel mondeling rechtsgeldig kan worden opgelegd is dat onjuist. Aan de mondelinge aankondiging van de maatregel komt daarom geen betekenis toe. Op grond van artikel 3:40 van de Awb treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten door toezending of uitreiking aan de belanghebbenden aan wie het is gericht, waaronder de aanvrager. De minister heeft het besluit van 13 januari 2021 weliswaar mondeling aan [naam 1] aangekondigd (op 12 januari 2021) en vervolgens via de e-mail aan [naam 1] laten weten dat het besluit per post aan haar zou worden toegezonden, maar daarmee heeft de minister het besluit nog niet rechtsgeldig bekendgemaakt. Vaststaat dat [naam 1] het schriftelijke besluit ten tijde van de inspectie op 14 januari 2021 om 8.30 uur nog niet had ontvangen, zodat het besluit dus nog niet in werking was getreden.
4.4.3Dit betekent dat [naam 1] op 14 januari 2021 de slachtsnelheid nog niet hoefde te halveren. Daarmee was [naam 1] dus ook nog niet in overtreding. Voor zover de minister de op 14 januari 2021 geconstateerde bezoedelingen terecht als overtredingen heeft aangemerkt, mocht hij, gelet op het handhavingsschema, nog niet tot schorsing van de erkenning overgaan, omdat de daaraan voorafgaande corrigerende maatregel nog niet in werking was getreden. De minister heeft in strijd met het handhavingsschema gehandeld door de erkenning van [naam 1] op dat moment al te schorsen. [naam 1] mocht er immers op grond van dit handhavingsschema van uitgaan dat eerst de corrigerende maatregel zou worden toegepast. Pas als ook die niet het gewenste effect zou hebben moest [naam 1] met een schorsing van de erkenning rekening houden. Het beroep is om die reden al gegrond.
4.5Dit betekent dat het College niet meer toekomt aan de inhoudelijke bespreking van de andere beroepsgronden die [naam 1] nog heeft aangevoerd.
4.6Het gebrek aan het bestreden besluit is niet herstelbaar. Daarom zal het College zelf in de zaak voorzien door het schorsingsbesluit te herroepen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:745
Leave a Reply