Zaak 19/1246 PW (aangevallen uitspraak 2, de boetes)
4.12.Appellante heeft aangevoerd dat zij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden. Deze grond slaagt niet. Uit 4.3 en 4.4 volgt dat het college heeft aangetoond dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de door haar in de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2017 daadwerkelijk ontvangen inkomsten uit arbeid. Dat is niet anders in de periode van 1 maart 2013 tot 1 juli 2014. Wat onder 4.3 en 4.4 is overwogen, geldt ook voor deze periode.
4.13.Naar aanleiding van de uitspraak van 4 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1525, heeft het college in hoger beroep een nader standpunt ingenomen, namelijk dat in dit geval bij de vaststelling van de hoogte van beide boetes rekening moet worden gehouden met de draagkracht van appellante in die zin dat bij de berekening daarvan uitgegaan moet worden van een beslagvrije voet van 95% van de toepasselijke bijstandsnorm. Volgens het college moeten beide boetes, rekening houdend met de draagkracht van appellante en een verminderde verwijtbaarheid, worden vastgesteld op elk € 320,-.
4.14.Aangezien het college een nader standpunt heeft ingenomen over de hoogte van de boetes, moet aangevallen uitspraak 2, waarbij bestreden besluit 3 in stand is gelaten, worden vernietigd. Ook om een andere reden dient deze uitspraak te worden vernietigd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.14.1.Artikel 5:43 van de Awb, voor zover hier van belang, bepaalt dat het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete oplegt indien aan de overtreder wegens dezelfde overtreding al eerder een bestuurlijke boete is opgelegd. Zoals de Raad eerder heeft geoordeeld (uitspraak van
27 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1029), moeten bij de toetsing of sprake is van dezelfde overtreding als relevante vergelijkingsfactoren worden betrokken: de juridische aard van de feiten en de gedraging van de betrokkene. De beantwoording van de vraag wat moet worden verstaan onder dezelfde gedraging, wordt mede bepaald door de omstandigheden van het geval. Daarbij geldt als vuistregel dat een aanzienlijk verschil in de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van dezelfde overtreding.4.14.2.Toepassing van de onder 4.14.1 weergegeven maatstaf leidt tot de conclusie dat aan boete 1 en boete 2 dezelfde overtreding als bedoeld in artikel 5:43 van de Awb ten grondslag is gelegd. In dit geval heeft de beboete gedraging zowel bij boete 1 als bij boete 2 bestaan uit het niet melden van voor de vaststelling van het recht op bijstand relevante feiten en omstandigheden. Beide beboete gedragingen hebben dezelfde juridische aard, namelijk schending van de inlichtingenverplichting. De niet gemelde feiten en omstandigheden zien zowel bij boete 1 als bij boete 2 op het ontvangen van inkomsten uit exact dezelfde werkzaamheden bij dezelfde werkgever die in hetzelfde ononderbroken tijdvak hebben plaatsgevonden.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CRVB:2021:1388
Leave a Reply