Kostenverhaal wordt vaak onderschat. Het principe is eenvoudig: het bestuursorgaan presenteert de rekening voor de kosten die zij heeft moeten maken om de overtreding te beëindigen aan de overtreder. De uitvoering is echter beduidend complexer. Kan het bestuursorgaan bijvoorbeeld een overtreder aanwijzen in de kostenverhaalsbeschikking die niet als overtreder is aangewezen bij de bestuursdwangbeschikking? Welke kosten kunnen er in rekening worden gebracht en wanneer moet de redelijkheid van die kosten worden beoordeeld? De praktijk ende jurisprudentie leren ons dat kostenverhaal veel meer behelst dan het enkel aan de overtreder sturen van een factuur. In dit artikel wordt daarom stilgestaan bij de invordering van de kosten gemoeid met de toepassing van bestuursdwang (het zogenaamde ‘kostenverhaal’) onder de vigeur van de vierde tranche van de Awb. Daarbij onderzoek ik welke knelpunten en onduidelijkheden er zijn in de regeling en hoe hier door bestuursrechter mee wordt omgegaan. In paragraaf twee licht ik eerst kort het systeem van kostenverhaal onder de vierde tranche van de Awb toe. In paragraaf drie komt de verhouding tussen de bestuursdwangbeschikking en de kostenverhaalsbeschikking aan de orde. In paragraaf vier wordt besproken welke kosten kunnen worden verhaald op de overtreder. In paragraaf vijf worden de gevallen behandeld waarin kostenverhaal niet meer mogelijk is. In paragraaf zes bespreek ik de verjaring en het verval bij kostenverhaal en in paragraaf zeven sluit ik af met een conclusie.