Op 12 september 2018 heeft de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2018:2956) gevolg gegeven aan de aanbeveling van A-G Wattel om bestuursorganen voortaan te verplichten om een overtreder te horen alvorens een invorderingsbeschikking te nemen.
Hoe zat het ook alweer?
In de regel werd bij invorderingsbeschikkingen vooraf niet gehoord door het bestuursorgaan. Dat kwam omdat in artikel 4:12, lid 1, Awb een uitzondering is op de hoorplicht van artikel 4:8 Awb voor financiële beschikkingen waarvan de gevolgen in bezwaar en beroep volledig ongedaan konden worden gemaakt. A-G Wattel merkte in zijn conclusie van 4 april 2018 – kort samengevat – op dat deze werkwijze in sommige gevallen strijd oplevert met het Europese recht. Hij stelde voor om het horen bij alle invorderingsbeschikkingen daarom voortaan verplicht te stellen.
Het oordeel van de Afdeling
De Afdeling zegt nu het volgende:
- “11.1. De Afdeling stelt voorop dat het hebben van een gesprek voorafgaand aan het besluit tot invordering niet van belang is voor de vraag of het college bevoegd is om tot invordering over te gaan. De Afdeling overweegt verder naar aanleiding van de conclusie van de staatsraad advocaat-generaal mr. P.J. Wattel van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1152, en anders dan voorheen dat het college alvorens tot invordering over te gaan belanghebbende op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de Awb voorafgaand aan de dwangsominvordering in de gelegenheid dient te stellen te worden gehoord. Daarbij acht de Afdeling van belang dat het aan de overtreder is om bijzondere omstandigheden waarvan het bestuursorgaan niet al op de hoogte is of had moeten zijn, naar voren te brengen. Hij moet daartoe door het bestuursorgaan wel in staat worden gesteld. Het horen van de overtreder is daar bij uitstek de manier voor. Nu het college in dit geval [partij] niet heeft gehoord, leidt het tot vernietiging van het besluit van 18 april 2017.”
Wat heeft vanaf nu te gelden?
Het oordeel van de Afdeling betekent dat voortaan altijd moet worden gehoord voordat een invorderingsbeschikking wordt genomen. De uitzondering in artikel 4:12, lid 1, Awb geldt dus niet meer voor de invorderingsbeschikking. Ik neem aan dat deze lijn ook zal gelden voor kostenverhaalsbeschikkingen (ten minste: de aanbeveling van A-G Wattel strekte ook uit tot het verplichten van horen voorafgaand aan een kostenverhaalsbeschikking) en ik zou er rekening mee houden dat ook andere financiële beschikkingen met betrekking tot sancties (zoals bijvoorbeeld terugvorderingsbeschikkingen bij subsidies) in de toekomst aan eenzelfde hoorplicht zullen worden onderworpen.
Ik zou bestuursorganen aanraden om direct de werkwijze aan te passen en voortaan vooraf te horen. Het niet vooraf horen van de overtreder zal namelijk voortaan leiden tot het vernietigen van de invorderingsbeschikking wegens strijd met artikel 4:8 Awb.
Invorderingsbeschikkingen en kostenverhaalsbeschikkingen die reeds genomen zijn voordat deze lijn gold zullen dus (vermoedelijk) allemaal onderuit gaan de komende tijd. Zoals ook in deze uitspraak te zien is, zal de Afdeling de zaak wel nog inhoudelijk behandelen en de rechtsgevolgen van het besluit al dan niet in stand laten.
Deze bijna ‘automatische’ vernietiging van alle reeds genomen invorderingsbeschikkingen betekent overigens ook dat bestuursorganen er goed aan doen rekening te houden met de ‘automatische’ proceskostenveroordeling die in al die gevallen gaat volgen. Dat is zuur voor de bestuursorganen – zij kunnen immers niet voorspellen dat de Afdeling van lijn gaat veranderen – maar lex dura sed lex!
Over de auteur
Thomas Sanders is advocaat bij AKD advocaten te Breda en Eindhoven. Daarnaast promoveert hij aan de Universiteit Leiden op het gebied van het handhavingsrecht en het invorderingsrecht. Zijn praktijk richt zich op het bijstaan van overheden en bedrijven in (vaak omgevingsrechtelijke) handhavingsgeschillen en de handhaving van de openbare orde. Vragen? Neem contact op via tsanders@akd.nl of LinkedIN.