Appellanten komen op tegen het rijksinpassingsplan om een ondergrondse gasopslag te realiseren in de gemeente Bergen (NH). Meer dan 2000 bewoners, de gemeenteraad, het college van B en W van Bergen alsmede de rechtspersoon Bergen en enkele stichtingen komen tegen dit plan op vanwege het risico op aardbevingen. Het betreft een uitvoerige uitspraak, waarin onder andere door de Afdeling wordt bepaald dat een stichting die afhankelijk is van een publiekrechtspersoon als bedoeld in artikel 1.4 Chw niet onder dat artikel valt en dus in beroep kan komen. Daarnaast dient een appellant per e-mail een beroepschrift in bij het Ministerie van EL&I en wordt dit op grond van de doorzendplicht van artikel 6:15 Awb geprint en doorgestuurd door de minister naar de Afdeling. De Afdeling keurt deze gang van zaken goed en roept daarmee veel vragen op. De Afdeling oordeelt daarnaast dat er sprake is van een aanvaardbaar risico van een mogelijke aardbeving ten aanzien van de instemming op grond van de Mijnbouwwet, omdat er sprake is van een ‘hand aan de kraan’, waarbij de minister tijdig kan ingrijpen bij aardbevingen. De Afdeling bevestigt voorts dat een aanvaardbare tijdelijke toename van de kritische stikstof depositiewaarde niet de natuurlijke kenmerken van stikstof gevoelige habitattypen aantast. Voorts oordeelt de Afdeling over de externe veiligheid dat de minister geen rekening hoefde te houden met de ophanden zijnde verandering van de rekenmethodiek bij mijnbouwinrichtingen en oordeelt de Afdeling dat de risicocontour, in elk geval tot een nieuwe rekenmethodiek wordt vastgesteld, niet ruimer hoeft te worden vastgesteld, omdat als gevolg daarvan in een groter gebied slechts beperkt nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn, hetgeen een grotere planologische inbreuk oplevert dan op basis van de van kracht zijnde rekenmethodiek noodzakelijk is.
2 mei 201231 januari 2022