Rb. Gelderland 22 oktober 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:7230 – Rechtspersoon als pleger = altijd functioneel dader.

Print deze pagina

Heeft het college eiseres terecht aangemerkt als overtreder?

7. Het college heeft in de beslissing op bezwaar gemotiveerd dat niet wordt toegekomen aan de in het bezwaarschrift opgeworpen vraag of eiseres als functioneel dader aangemerkt kan worden, omdat degene die laat gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als rechtstreeks pleger aangemerkt kan worden.3 Eiseres stelt echter dat het college heeft miskend dat het leerstuk van het functioneel daderschap niet van toepassing is. Eiseres wijst erop dat zij een rechtspersoon is en dat rechtspersoon niet fysiek zelf handelingen kan plegen. Om die reden kan zij niet ‘direct’ plegen en is voor rechtspersonen daarom altijd het leerstuk van functioneel daderschap van toepassing. Verder stelt eiseres dat zij niet als functioneel dader aangemerkt kan worden, omdat zij – kort samengevat – de verboden gedraging niet heeft aanvaard.

7.1.Bij functioneel daderschap gaat het over de vraag of iemand die niet zelf fysiek de verboden gedraging uitvoert als dader aangemerkt kan worden, omdat hij voor de fysieke gedraging van een ander verantwoordelijk wordt gehouden. De voorzieningenrechter overweegt in dat kader dat een rechtspersoon, anders dan een natuurlijke persoon, niet zelf fysieke handelingen kan (laten) verrichten. Bij de beoordeling of een rechtspersoon als overtreder aangemerkt kan worden moet dus, anders dan het college meent, altijd beoordeeld worden of deze als functioneel dader valt aan te merken. Dit volgt ook uitdrukkelijk uit de wetsgeschiedenis waarin staat: ‘Als de gedraging door een rechtspersoon kan worden gepleegd — er is dan uiteraard altijd sprake van functioneel daderschap — waarborgt art. 5:1 lid 3 ([website]) dat de bestuurlijke sanctie ook aan die rechtspersoon kan worden opgelegd.4De uitspraak van de Afdeling 14 februari 2024 (waar het college zich op baseert) maakt het bovenstaande niet anders, omdat in die uitspraak de betreffende overtreder een natuurlijke persoon betrof.

7.2.Er kleeft dus een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit. Het college heeft namelijk niet gemotiveerd waarom eiseres als functioneel dader aangemerkt kan worden. In het verweerschrift heeft het college echter, in het kader van een subsidiair verweer, alsnog gemotiveerd waarom eiseres (ook als het leerstuk van het functionele daderschap van toepassing zou zijn) als functioneel dader aangemerkt kan worden. De voorzieningenrechter kan deze motivering volgen. Dat licht hij hieronder toe.

7.3.De voorzieningenrechter overweegt dat uit rechtspraak van de Afdeling5 volgt dat voor de vraag of iemand als overtreder aangemerkt kan worden in die gevallen dat diegene de verboden handeling niet zelf fysiek heeft verricht, moet worden aangesloten bij de strafrechtelijke criteria voor functioneel daderschap. Voor het daderschap van rechtspersonen zijn de criteria uit het zogenoemde Drijfmest-arrest van de Hoge Raad6 van belang. In dat arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:

a. a) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,

b) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon,

c) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,

d) de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.

7.4.Eiseres is eigenaar van het perceel en heeft dus beschikkingsmacht.7 De voorzieningenrechter is – anders dan eiseres meent – van oordeel dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres de overtreding ook heeft aanvaard. Het college heeft er bijvoorbeeld op gewezen dat op het recreatiepark tientallen mensen staan ingeschreven in de BRP, waaronder enkelen die worden genoemd in het bestreden besluit. Het college wijst er terecht op dat eiseres als professionele verhuurder geen gegevens heeft opgevraagd bij het college over de vraag of er personen staan ingeschreven in de BRP. Dat had wel in de rede gelegen, omdat de recreatieverblijven op het park geen eigen postbus hebben en de post dus centraal binnen komt. Eiseres kon aan de hand van binnenkomende post van overheidsinstanties (bijvoorbeeld de Belastingdienst of het CJIB) vermoeden dat sprake was van niet recreatief gebruik, nu overheidspost standaard naar het BRP-adres wordt toegezonden. Ook is volgens het college niet gebleken of en op welke wijze eiseres heeft gecontroleerd of de huurders wel voor (uitsluitend) recreatieve doeleinden gebruik maken van het gehuurde. Eiseres had haar huurders bijvoorbeeld kunnen bevragen over de aard en omvang van het gebruik. Ook had eiseres bijvoorbeeld periodiek fysieke controles kunnen uitvoeren en/of het nutsverbruik en de slagboomgegevens kunnen bekijken, teneinde daaruit aanwijzingen van niet-recreatief gebruik te verkrijgen.

7.5.De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college in het verweerschrift alsnog voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres beschikkingsmacht heeft en de overtreding heeft aanvaard. Ook is niet in geschil dat het gaat om een handelen of nalaten van iemand (de heer [persoon A], enig bestuurder van eiseres) die werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon. Onder die omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college eiseres terecht alsnog als functioneel dader heeft aangemerkt.

7.6.Dat eiseres in de huurovereenkomsten met haar huurders heeft opgenomen dat de recreatieverblijven niet illegaal gebruikt mogen worden, maakt bovenstaande niet anders. Ook na het sluiten van huurovereenkomsten wordt er van eiseres verwacht dat ze de benodigde zorg betracht ter voorkoming en beëindiging van overtredingen. Een ander oordeel zou ertoe leiden dat contractueel uitgesloten kan worden dat een eigenaar aansprakelijk kan worden gehouden voor overtredingen.

7.7.Er kleeft dus een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat dit motiveringsgebrek voldoende is hersteld in het verweerschrift. Onder het kopje ‘conclusie en gevolgen’ onderaan de uitspraak legt de voorzieningenrechter uit welke gevolgen dit heeft.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBGEL:2024:7230

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *