Rb. Limburg 27 februari 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:1470 – is een garage een woning? In dit geval niet, omdat hij voor opslagdoeleinden werd gebruikt. Geen machtiging voor binnentreden vereist.

Print deze pagina

Is de garage aan te merken als een ‘woning’ als bedoeld in de Awbi?

9. De rechtbank stelt voorop dat de Awbi ziet op het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner. Het begrip ‘woning’ is niet in de Awbi gedefinieerd. Aan de wetsgeschiedenis, de jurisprudentie en de literatuur valt evenwel het volgende beeld aan dit begrip te ontlenen.

9.1.

Een woning is te karakteriseren als een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand – eventueel in een gemeenschappelijke huishouding met andere personen – zijn privaat huiselijk leven leidt of pleegt te leiden. In de Memorie van Toelichting bij de Awbi (Kamerstukken II 1984-1985, 19073, nrs. 1-3) wordt bij het begrip woning opgemerkt dat het grondrecht van de onschendbaarheid van de woning de huisvrede, dat wil zeggen het ongestoord verblijf in een ruimte die tot exclusief verblijf voor een persoon of voor een beperkt aantal in een gemeenschappelijke huishouding levende personen ingericht en bestemd is, beschermt. In het licht van de strekking van grondwettelijke bescherming van het huisrecht is er geen aanleiding deze bescherming ook te doen uitstrekken tot een met een woning verbonden ruimten die in het geheel niet voor bewoning zijn bestemd en die vanaf buitenaf via een eigen ingang kunnen worden betreden. Of een ruimte een woning is, wordt daarom niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en de aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daaraan werkelijk gegeven bestemming. Er dient dus gewoond te worden.

9.2.

Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet (langer) in geschil is dat de garage voor opslagdoeleinden wordt gebruikt en dat daarin niet wordt gewoond. Uit het controlerapport van 2 maart 2020 blijkt eveneens dat sprake is van het gebruik van de garage voor opslagdoeleinden en dat verweerder niet is gebleken dat zich in de garage een huiselijk privé-leven afspeelde. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de garage als ‘woning’ in gebruik is. Eisers hebben dit ter zitting ook niet betwist, maar hebben enkel gesteld dat het gebruik van de garage volgens hen in samenhang moet worden gezien met de woning, omdat het gebruik van de garage vanwege de aard van de opslag, bestaande uit huishoudelijke spullen, volgens hen inherent is aan het gebruik van de woning.

9.3.

Hierover overweegt de rechtbank dat het enkel aanwezig hebben van opslag en huisraad, zoals eisers stellen, niet duidt op het gebruik als ‘woning’ in de zin van de Awbi. Of een ruimte een woning is, wordt immers niet zonder meer bepaald door de enkele aanwezigheid van huishoudelijke spullen, maar ook door de daaraan werkelijk gegeven bestemming. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de garage een vrijstaand gebouw is en dat er geen rechtstreekse toegang tot de garage bestaat vanuit de woning. Ook de uiterlijke kenmerken duiden er daarom niet op dat de garage als (deel van de) woning als bedoeld in artikel 2 van de Awbi moet worden aangemerkt. Verder heeft verweerder er naar het oordeel van de rechtbank terecht op gewezen dat de garage in gebruik is als plek waar een deel van de inboedel wordt opgeslagen die niet dagelijks benodigd is voor het bewonen van de woning. Deze omstandigheden tezamen maken naar het oordeel van de rechtbank dat de garage door verweerder terecht niet is aangemerkt als ‘woning’ in de zin van de Awbi.

9.4.

Verweerder heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank in het besteden besluit terecht geconcludeerd dat, achteraf gezien, geen machtiging was vereist voor het binnentreden van de garage.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBLIM:2023:1470
Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *