Rb. Oost-Brabant 26 april 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:1728 – Verwijtbaarheid mag worden verondersteld als overtrederschap vaststaat.

Print deze pagina

Niet goed werkende ventielen: kan eiseres geen enkel verwijt worden gemaakt?

11. Eiseres voert aan dat zij de gaatjes in de sealzakken heeft geprikt omdat het ventilatieventiel in de sealzakken volgens haar niet goed werkt. Volgens eiseres kan haar daarom van de overtredingen geen verwijt worden gemaakt en zij vindt dat zij naar eer en geweten heeft gehandeld bij een falend systeem. Zij heeft steeds open kaart gespeeld en heeft de problematiek van de knappende sealzakken al eerder vergeefs onder de aandacht van de NVWA gebracht.

12. Volgens de minister zijn opzet en schuld in de zin van verwijtbaarheid geen bestanddelen in de omschrijving van de overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Dat van opzet geen sprake is of dat eiseres naar eer en geweten gehandeld heeft is dus volgens de minister niet relevant omdat verwijtbaarheid mag worden verondersteld indien het daderschap vaststaat. De minister beroept zich op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)5 waaruit volgt dat het bestuursorgaan er in beginsel van uit mag gaan dat een overtreding aan de overtreder kan worden verweten, tenzij de overtreder aannemelijk maakt dat in zijn geval sprake is van een schulduitsluitingsgrond die geheel of gedeeltelijk in de weg staat aan het opleggen van een boete. Volgens de minister is daarvan echter geen sprake.

13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister niet met toepassing van artikel 5:41 van de Awb hoeven afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete. De door eiseres aangevoerde feiten en omstandigheden geven geen grond voor het oordeel dat de overtredingen niet aan eiseres kunnen worden verweten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. De minister erkent dat in het specifieke geval van eiseres waarbij in de bedrijfsvoering sprake is van een specifieke mix van mest, de ventielen van de sealzakken mogelijk minder goed werken en dat daardoor in 10 % van de gevallen de zakken kunnen knappen. Daar heeft de minister ter zitting echter terecht tegenover mogen stellen dat het tot de bedrijfsvoering van eiseres behoort om dan bijvoorbeeld over te schakelen op de voor haar bedrijfsvoering meer geschikte mestpotten. Eiseres erkent ter zitting dat deze beter zouden kunnen werken, maar betoogt dat het van haar een grote financiële investering zou vergen. De rechtbank is van oordeel dat, hoezeer ook begrijpelijk is dat eiseres daartegen opziet, dit wel kan worden gevergd. Het alternatief is dat eiseres de sealzakken blijft gebruiken en accepteert dat haar sealzakken voor een deel zullen knappen en de monsters dan niet meer bruikbaar zijn voor de hoeveelheidbepaling. De keuze daarin is aan eiseres. Dat geldt ook voor de bedrijfsmatige keuze die eiseres zou kunnen maken om de sealzakken eerder te transporteren naar het laboratorium.

14. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat van de minister kan worden verlangd dat zij toeziet op het maken van sealzakken die ook voor eiseres geschikt zijn. Zoals ter zitting is besproken en door eiseres ook wordt erkend zijn mestpotten meer geschikt voor eiseres gelet op de samenstelling van haar mest. Het is dan aan de ondernemer om uit de beschikbare mogelijkheden een keuze te maken die het best past bij zijn bedrijfsvoering of bij de leverancier van sealzakken aan te dringen op het fabriceren van een sealzak die ook voor minder gangbare mestmixen geschikt is. Van een situatie waarin sprake is van afwezigheid van alle schuld is dan ook geen sprake. Dit geldt zowel voor de overtreding van artikel 80, derde lid, van de Urm, waarin eiseres gaatjes in de sealzakken heeft geprikt, als die van artikel 124, eerste lid, van de Urm. Ten aanzien van deze laatste overtreding kan overigens eens te minder geoordeeld worden dat sprake is van afwezigheid van alle schuld omdat eiseres daar bewust de keuze heeft gemaakt om in weerwil van de waarschuwing van de inspecteur toch de geanalyseerde gehalten te administreren.

15. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat er geen grond bestaat om eiseres helemaal geen boete op te leggen. Hierna zal de rechtbank aan de hand van de overige beroepsgronden beoordelen of er aanleiding bestaat om een lagere boete vast te stellen.

Eendaadse samenloop

16. Volgens eiseres leidt overtreding van artikel 80, derde lid, van de Urm (feitcode M517) automatisch tot overtreding van artikel 124, eerste lid, van de Urm (feitcode M311) en is volgens haar sprake van eendaadse samenloop. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De rechtbank stelt allereerst vast dat de normen die eiseres heeft geschonden bij overtreding 1 en 2 niet hetzelfde beogen te beschermen. De eerste norm die is overtreden strekt tot bescherming van de juiste hoeveelheidbepaling van de in de dierlijke meststoffen aanwezige gehalten stikstof en fosfaat. De tweede norm strekt tot bescherming van het voeren van de juiste administratie. De overtreding van de eerste norm brengt bovendien niet automatisch overtreding van de tweede norm met zich. Eiseres heeft er namelijk zelf voor gekozen om de sealzakken waarin zij gaatjes heeft geprikt te laten analyseren en de analyseresultaten daarvan op de VDM’s te vermelden. Ze had de tweede overtreding kunnen voorkomen door de forfaitaire waarden op te voeren. Dit geldt in dit geval eens te meer omdat eiseres door de inspecteur van de NVWA ook nadrukkelijk erop is gewezen dat zij de analyseresultaten van de aangeprikte monsters niet mocht gebruiken ten behoeve van de administratie van de hoeveelheidbepaling. De beroepsgrond slaagt daarom niet. De rechtbank kan dus niet tot de conclusie komen dat de boete onevenredig is omdat sprake is van eendaadse samenloop of een voortgezette handeling.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBOBR:2024:1728

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *