4. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep betwist dat hij op de drie genoemde data het muilkorfgebod heeft overtreden. De burgemeester heeft aan de overtredingen van 1 en 7 mei 2022 de camerabeelden ten grondslag gelegd en aan de overtreding op 26 juni 2022 het proces-verbaal van politie.
Overtredingen op 1 en 7 mei 2022?
5. Eiser voert onder meer aan dat de burgemeester gebruik heeft gemaakt van illegale beelden. Een omwonende heeft met zijn beveiligingscamera eiser gefilmd op de openbare weg en dat mag niet. Op deze beelden is niet te zien dat zijn hond geen muilkorf droeg, terwijl hij dat wel deed. Op het filmen van de openbare weg is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. Eiser is zonder zijn toestemming gefilmd, zodat het gebruik van die beelden door de burgemeester als bewijs voor de overtredingen op 1 en 7 mei 2022 volgens eiser in strijd is met de AVG.
5.1.
De burgemeester heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in de AVG. De omwonende die de camerabeelden heeft verstrekt heeft de camera ter bescherming van de eigen goederen gericht op de aanloop naar de voordeur en op de oprit van de omwonende en niet grotendeels op de openbare weg. Bovendien vindt de burgemeester dat hij bevoegd is om de camerabeelden te gebruiken als bewijs voor het vaststellen van de overtredingen omdat dit noodzakelijk is. Hoewel er meerdere keren, ongeveer vijftien keer, ter plaatse is gecontroleerd, is eiser niet aangetroffen. Daarnaast is het gebruik van de camerabeelden noodzakelijk, omdat sprake is van een capaciteitsgebrek aan buitengewoon opsporingsambtenaren. Tot slot wijst de burgemeester erop dat hij rekening heeft gehouden met de privacy van de omwonende die de camerabeelden heeft verstrekt door slechts gedeeltes van de ‘stills’ ten grondslag te leggen aan het besluit.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat de AVG rechtstreeks van toepassing is (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:174.
5.3.
Vast staat dat op de stilstaande camerabeelden niet alleen de eigen goederen van de omwonende zijn te zien – de aanloop naar de voordeur en diens oprit -, maar ook eiser – met zijn honden – op de openbare weg. Dat laatste betekent dat sprake is van – eiser betreffende – persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4 van de AVG. Omdat die stilstaande beelden ter beschikking zijn gesteld door de omwonende aan de burgemeester is daarmee ook sprake van verwerking als bedoeld in genoemd artikel. Persoonsgegevens mogen op grond van de AVG uitsluitend worden verwerkt als er een grondslag is voor die verwerking (artikel 6, eerste lid, van de AVG). Dat brengt mee dat de burgemeester had moeten beoordelen of er een grondslag bestond voor de vastlegging van de camerabeelden voordat hij ze zelf zou gaan gebruiken. Dat heeft de burgemeester echter nagelaten. Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat er geen grondslag bestaat voor het ter beschikking stellen van de camerabeelden door de omwonende en dat deze verwerking van persoonsgegevens onrechtmatig is. Dat betekent dat de stilstaande camerabeelden moeten worden aangemerkt als onrechtmatig verkregen bewijs.
5.4.
Bovendien is het volgende van belang.
5.5.
De burgemeester heeft zelf de stilstaande camerabeelden gebruikt als enig bewijs voor de invorderingen. Daarmee heeft de burgemeester ook zelf persoonsgegevens verwerkt als bedoeld in de AVG. Ook dan moet de vraag worden beantwoord of er een grondslag is voor die verwerking.
5.6.
Het staat vast dat eiser geen toestemming heeft gegeven voor die verwerking. Daaraan doet niet af dat de omwonende die de camerabeelden heeft verstrekt, toestemming heeft gegeven. Die toestemming ziet alleen op die omwonende, terwijl eiser op de camerabeelden te zien is op de openbare weg. Aan de voorwaarde van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de AVG is in dit geval niet voldaan.
5.7.
Voor zover de burgemeester met zijn betoog dat het gebruik van de camerabeelden noodzakelijk is, meent dat voldaan is aan de voorwaarde zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG overweegt de rechtbank als volgt.
5.7.1.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in – onder meer – haar uitspraak van 15 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1923, kan de verwerking van persoonsgegevens rechtmatig zijn als die noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang. Daarvoor moet allereerst worden beoordeeld of het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt welbepaald en uitdrukkelijk omschreven is. Verder moet worden beoordeeld of met de aan de orde zijnde verwerking van de persoonsgegevens ook het betreffende doel wordt bereikt. Daarbij moet het doel passen binnen de taak van algemeen belang. In het geval de verwerking van de persoonsgegevens voor het bereiken van het specifieke doel in deze zin noodzakelijk is, moet vervolgens worden beoordeeld of de inbreuk op de privacy evenredig is met de belangen die zijn gediend met de verwerking van de persoonsgegevens (zie de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:497). Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld in de uitspraak van 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2555, moet in het licht van het EU-Handvest worden beoordeeld of de inbreuk op de privacy is beperkt tot wat voor het behalen van het doel strikt noodzakelijk is. Met name moet worden beoordeeld of het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de verwerking van persoonsgegevens betrokken personen minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt.
5.7.2.
Artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, van de AVG bepaalt dat persoonsgegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden moeten worden verzameld.
Op grond van artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde.
Op grond van artikel 151c, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn.
In het Privacybeleid en -reglement gemeente Boxtel1 is over de inzet van camera’s het volgende opgenomen:
(…)
Inzet van camera’s
Binnen de gemeente kan onder bepaalde omstandigheden gebruik worden gemaakt van cameratoezicht, zoals vastgelegd in de Gemeentewet. Cameratoezicht kan onder andere worden gebruikt voor het vergroten van de veiligheid op straat. Camera’s kunnen een grote inbreuk maken op de privacy van diegenen die gefilmd worden. Om de privacy zo goed mogelijk te waarborgen, worden camera’s alleen ingezet wanneer er geen andere manieren zijn om het doel te bereiken, en worden er eisen gesteld aan de inzet van camera’s.
De gemeente Boxtel maakt nog geen gebruik van cameratoezicht.
(…).
5.7.3.
Uit het genoemde beleid leidt de rechtbank af dat de gemeente Boxtel camera’s kan inzetten, zoals bedoeld in artikel 151c van de Gemeentewet, om de veiligheid op straat te vergroten, maar dat zij dat nog niet doet. Kennelijk acht de gemeente de inzet van camera’s, zoals hiervoor bedoeld, nog niet noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde door de burgemeester. Die noodzaak is er dan ook – zeker – niet als het gaat om de inzet van camera’s door derden. Er wordt dus niet voldaan aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de AVG. Ook anderszins is er geen grondslag in de AVG aan te wijzen voor de hier aan de orde zijnde verwerking. Dat betekent dat de burgemeester zelf niet rechtmatig handelt door de invorderingen – uitsluitend – op de stilstaande camerabeelden te baseren.
5.8.
Zoals de Afdeling vaker heeft overwogen, is het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs in een bestuursrechtelijk geding alleen dan niet toegestaan als het bewijs is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht (zie de uitspraak van 9 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3231, onder 6.1). De rechtbank is van oordeel dat daar in dit geval sprake van is. Uit wat hiervoor is geoordeeld volgt immers dat in dit geval op grond van de AVG niet alleen het ter beschikking stellen van de camerabeelden door de omwonende onrechtmatig is, maar ook de invordering zelf die uitsluitend op die camerabeelden is gebaseerd.
5.9.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de burgemeester ten onrechte de stilstaande camerabeelden als bewijs heeft gebruikt voor de gestelde overtredingen van het muilkorfgebod op 1 en 7 mei 2022 en, bijgevolg, voor de daarop betrekking hebbende invorderingen van dwangsommen. Deze beroepsgrond van eiser slaagt.
5.10.
De overige beroepsgronden die betrekking hebben op de invordering van de dwangsommen voor de gestelde overtredingen op 1 en 7 mei 2022 behoeven, gelet op het voorgaande, geen bespreking.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBOBR:2023:4394
Leave a Reply