2.2. Verweerder heeft enkel aangegeven dat de indiener van het handhavingsverzoek om anonimisering heeft verzocht. Verweerder heeft niet onderbouwd op grond waarvan openbaarmaking van de naam, het adres en de woonplaats van degene die om handhaving heeft verzocht, tot een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer hem zou leiden. De rechtbank is daarom van mening dat de verwijzing van verweerder naar de genoemde uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012 niet slaagt nu geen sprake is van gelijke feiten en omstandigheden.
2.3. Ook de verwijzing van verweerder naar een uitspraak van de rechtbank van 23 april 2019 slaagt niet nu het hier een procedure betrof in het kader van de Wob en ging over een klacht en niet over een verzoek tot handhaving..
2.4. De rechtbank ziet in het algemeen geen reden voor geheimhouding van de naam, adres en de woonplaats van degene die een verzoek om handhaving indient. Geheimhouding hiervan zou immers in strijd komen met het bij eisers aanwezige verdedigingsbelang en het beginsel van fair-play. Dit zou alleen anders zijn indien er sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden die toch zouden nopen tot geheimhouding van de genoemde gegevens. Hiervan is de rechtbank in de onderhavige situatie niet dan wel onvoldoende gebleken.
Op grond hiervan is beperkte kennisneming van het ingediende handhavingsverzoek dan ook niet gerechtvaardigd te achten.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2020:2919
Leave a Reply