Waarnemingen
Blijkens het Waarnemingsjournaal van het college van 26 augustus 2019 hebben er over de periode van 26 maart 2019 tot en met 28 augustus 2019 208 kortdurende waarnemingen plaatsgevonden op verschillende tijdstippen, soms meerdere keren op één dag, vanaf de openbare weg op de adressen: [adres 3] (eisers adres), [adres 1] ( [naam bedrijf 2] ) en [adres 2] ( [naam bedrijf 1] ). Hierbij is eiser zo’n 47 keer waargenomen, waarvan ongeveer 24 keer bij [naam bedrijf 2] en ongeveer 17 keer bij [naam bedrijf 1] . Op
27 maart 2019 is eiser voor de eerste keer gezien in [naam bedrijf 2] en op 28 maart 2019 is hij daar in de keuken gezien. Op 3 juni 2019 is eiser voor de eerste keer bij [naam bedrijf 1] gezien en op 17 juni 2019 is hij daar voor het eerst gezien zittend achter een bureau in gesprek met iemand. Eiser is op 30 april 2019 kortdurend gevolgd en er zijn circa 60 foto’s gemaakt.
Vaststaat dat de waarnemingen een inbreuk vormen op het recht op respect voor het privéleven van eiser, zoals beschermd op grond van artikel 8 van het EVRM. Een dergelijke inbreuk behoeft, gelet op artikel 8, tweede lid, van het EVRM een wettelijke grondslag. De vraag is of de in artikel 53a van de PW vermelde onderzoeksbevoegdheid hiervoor in dit geval een toereikende wettelijke grondslag in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM vormt. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
Alhoewel de rechtbank de periode van vijf maanden, waarin waarnemingen hebben plaatsgevonden, aan de lange kant vindt en het aantal waarnemingen van 208 veel vindt, is zij van oordeel dat met die waarnemingen niet een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van eiser kon worden verkregen. De waarnemingen waren slechts kortdurend, op verschillende tijdstippen en vanaf de openbare weg. Daarbij is geen gebruik gemaakt van een camera waarmee (langere) opnames zijn gemaakt, maar alleen van een fototoestel. De daarmee gemaakte foto’s betreffen grotendeels slechts foto’s van de auto’s, waarvan eiser gebruik maakte. Eiser is niet meerdere keren gevolgd en niet langdurig. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake van stelselmatige observaties. De waarnemingen vormden een beperkte en aanvaardbare inbreuk op het recht op respect voor het privéleven van eiser. Dit betekent dat het college de waarnemingen aan de besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBZWB:2023:813
Leave a Reply