Verder heeft de gemachtigde van [appellant] in hoger beroep verwezen naar een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch waaruit volgens hem volgt dat [appellant] voor hetzelfde feit op basis waarvan een overtreding van artikel 2.74 van de APV is vastgesteld, is vrijgesproken. Vooropgesteld moet worden dat in het bestuursrecht een andere bewijsmaatstaf geldt dan in het strafrecht waar voor een veroordeling sprake moet zijn van wettig en overtuigend bewijs. Een vrijspraak hoeft niet zonder meer aan het oordeel van een bestuursorgaan af te doen, bijvoorbeeld als de vrijspraak ongemotiveerd is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4143, nr. 4.2.). In dit geval is de vrijspraak niet gemotiveerd. Uit het arrest blijkt niet dat [appellant] artikel 2.74 van de APV niet heeft overtreden. De strafrechtelijke vrijspraak ziet bovendien op tenlastegelegde overtredingen van de Opiumwet, te weten, kort gezegd het vervoeren van en de handel in drugs, die niet hetzelfde verbiedt als artikel 2.74 van de APV. Dit artikel ziet op handhaving van de openbare orde en verbiedt, onverminderd het bepaalde in de Opiumwet, ook het ophouden op een openbare plek met het kennelijke doel om in drugs te handelen.
Daarnaast volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1958) dat een strafrechtelijke vrijspraak niet zonder meer tot gevolg heeft dat geen bestuursrechtelijke sancties kunnen worden toegepast voor datzelfde feit. In dit geval heeft de burgemeester op basis van de bestuurlijke rapportage van 8 januari 2023, waarvan de inhoud niet door [appellant] wordt betwist, aannemelijk gemaakt dat [appellant] artikel 2.74 van de APV wederom heeft overtreden. Dit heeft tot gevolg dat [appellant] de dwangsom heeft verbeurd. De burgemeester heeft daarom terecht de invorderingsbeschikking genomen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:4571
Leave a Reply