5.2. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding dit betoog van [verzoeker] te volgen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:849), moet, gelet op de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo, onder “gebruiken van gronden” als bedoeld in deze bepaling mede worden verstaan het “laten gebruiken van gronden” (Kamerstukken II 2006/07, 30 844, nr. 3, blz. 94). De voorzieningenrechter stelt vast dat nadrukkelijk uit de verhuurovereenkomst van [verzoeker] met de exploitant van de kebabzaak volgt dat [verzoeker] de benedenverdieping verhuurt als cafétaria. Gelet hierop heeft de rechtbank naar het oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval terecht geoordeeld dat het college [verzoeker] kon aanmerken als overtreder. Indien uit feiten en omstandigheden blijkt dat de verhuurder overtreder is, komt de vraag aan de orde of de verhuurder het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen vormt een contractuele verhouding van verhuurder tot zijn huurder geen beletsel om de last uit te voeren. Zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 juli 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD8310.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@124647/202006464-2-r1/
Leave a Reply