De handhaving bij verkeersoverlast is ingewikkeld. Verkeersoverlast is veel burgers een doorn in het oog. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het onderwerp regelmatig in de ‘hinder top 10’ terugkeert. De gemiddelde burger heeft echter geen idee wie er nou eigenlijk aan zet is als hij hinder ervaart als gevolg van verkeer. Dan kom je vrij snel bij de gemeente uit. Het is dan ook een onderwerp waar gemeentejuristen regelmatig mee moeten worstelen.
Dat de burger niet snapt waar hij moet zijn is begrijpelijk als je de rechtspraak hierover op een rijtje zet. Het luistert namelijk vrij nauw. Tijd voor wat verheldering! In deze blog sta ik stil bij de handhaving tegen verkeersoverlast. Bij wie moet de burger eigenlijk zijn bij hinder door verkeer?
Handhaving bij verkeersoverlast: wat voor soorten hinder hebben we het over?
In grote lijnen zijn er vier soorten verkeersoverlast. (i) Overtredingen van verkeersregels door rijdend verkeer (lees: snelheidsovertredingen en dergelijken). (ii) Parkeeroverlast. (iii) Objecten op of naast de weg die hinder veroorzaken en (iv) Milieuoverlast (geluid, fijnstof en trillingen). Dit is natuurlijk geen limitatieve opsomming. Ik probeer deze blog echter een beetje overzichtelijk te houden dus ik beperk mij tot de belangrijkste categorieën.
(i) Overlast door rijdend verkeer: geen bestuursrechtelijke handhaving
Voor overtredingen van verkeersregels door rijdend verkeer moet je bij de politie zijn – maar niet over de band van het bestuursrecht. Dat blijkt ook uit een uitspraak van 4 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:671) van de Afdeling. Appellant heeft de Korpschef gevraagd om “naleving van de maximumsnelheid van 30 km/h” af te dwingen bij hem voor de deur. Dat wil hij via “snelheidscontroles […] voor zijn woning, hetzij door inzet van politiepersoneel, hetzij door inzet van technische apparatuur, en indien dat allemaal niet mogelijk is, wil hij dat de 30 km-zone wordt afgeschaft”. Dat is dus het vragen om te controleren ter plaatse. Dat is een verzoek om een feitelijk handelen (en niet om een besluit). Het is geen dus aanvraag als bedoeld in de Awb. De reactie op dat verzoek is dus geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
Wat kan je dan wel doen?
Wat kan de burger dan wel doen om handhaving bij verkeersoverlast als gevolg van rijdend verkeer af te dwingen? Dat is vreemd genoeg best lastig te ontdekken. Na wat online speurwerk en een belronde langs een aantal bevriende politie inspecteurs kom ik op het volgende uit.
De burger belt (of mailt) via het ‘geen spoed, wel politie’ loket. Dat wordt dan naar het lokale basisteam gestuurd (zeg maar: het wijkteam). Die stuurt de wijkagent om een kijkje te nemen en om te beoordelen of (a) de overlast er echt is, (b) de weginrichting handhaafbaar is (als de weginrichting niet conform de snelheidslimiet is, dan wordt de wegbeheerder gevraagd om te komen kijken en dat aan te passen, maar er wordt dan niet gehandhaafd door de politie), (c) de situatie urgent is en (d) wat er nodig is om te handhaven. Als de politie vindt dat er een taak voor haar is weggelegd, dan komt het Team Verkeer van de eenheid controleren. De controleurs zijn veelal BOA’s. Zij verrichten de feitelijke controles en doen eventuele overtredingen in beginsel via de Wet Mulder af.
En kan je nog iets afdwingen?
En wat als de politie niet wil over gaan tot handhaving bij verkeersoverlast? Bijvoorbeeld: je meldt snelheidsovertredingen maar er gebeurt niets. Wat kan je dan eigenlijk? Strafvervolging afdwingen op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering is kansloos. Tegen wie en waarom moet je vervolging instellen als je geen concrete overtredingen en overtreders kan aanwijzen? Als er niets met je melding gebeurt, kan je enkel een klacht indienen bij de klachtencommissie van de Nationale Politie.
Verder zal je de Nationale Politie bij de civiele rechter kunnen dagvaarden. In dat kader kan je stellen dat de Nationale Politie onrechtmatig handelt jegens jou door niet feitelijk te controleren. Ik heb daar geen voorbeeld van kunnen vinden in de rechtspraak. Het lijkt mij dat het dan in feite gaat om een vordering op grond van een onrechtmatige daad. Dat kan dan zijn omwille van concreet of algemeen toezichtsfalen. Die vordering wordt beoordeeld aan de hand van de maatstaven in HR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:987. Ik zou zeggen: behoudens bijzondere omstandigheden lijkt mij dat een nagenoeg kansloze route.
Kortom, voor klachten over (i) ben je redelijk in de aap gelogeerd als de politie niets kan of wil doen.
(ii) Parkeeroverlast
De handhaving bij verkeersoverlast door parkeren kan de bestuursrechter gelukkig wel wat mee vanwege artikel 170 Wegenverkeerswet 1994. Daarin staat dat het college van burgemeester en wethouders auto’s kan wegslepen indien het in overtreding is van een voorschrift en “indien met het voertuig een bij of krachtens deze wet vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen”.
Het college is bevoegd om daarover te besluiten, dus kan ook om handhaving worden gevraagd. In een uitspraak van 22 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:191) oordeelt de Afdeling dan ook het volgende:
“3.2. Bij brief van 10 december 2018 heeft [appellant] het team Handhaving Publiek Domein verzocht om gebruik te maken van publiekrechtelijke handhavingsbevoegdheden en handhavend op te treden tegen een verkeerd geparkeerde auto. […] [g]elet op het bepaalde in artikel 170 van de Wvw 1994 heeft de rechtbank naar het oordeel van de Afdeling ten onrechte geoordeeld dat het college in het geheel geen bevoegdheid toekomt waarop inwilliging van het verzoek van [appellant] van 10 december 2018 zou kunnen worden gebaseerd. Derhalve moet de brief van het college van 24 januari 2019 worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb en heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.”
Zaken waar een derde overigens met succes een beroep doet op deze handhavingsmogelijkheid ken ik niet. Dat is op zich ook begrijpelijk, omdat in de meeste gevallen de vogel allang gevlogen is tegen de tijd dat de toezichthouder van het college ter plaatse gaat kijken naar aanleiding van een melding. Terzijde: foutparkeerders kunnen natuurlijk ook gewoon een bon (strafbeschikking) krijgen van de politie of BOA’s van de gemeente – maar ook het afdwingen hiervan is lastig (langs dezelfde lijnen als de verkeerscontrole)
(iii) Objecten op of naast de weg die hinder veroorzaken
Voor overlast door objecten die niet thuis horen op of bij de openbare weg ziet het er het meest rooskleurig uit. Artikel 2:15 van de Model APV bepaalt namelijk dat het verboden is om “beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat”. Die bepaling kan het college handhaven, zodat de overlast ervarende burger effectief kan acteren via het bestuursrecht (zie bijvoorbeeld ABRvS 8 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1908). Daar staat dus effectieve handhaving en rechtsbescherming tegen open.
(iv) Handhaving tegen milieuoverlast
Handhaving afdwingen tegen milieuoverlast is hopeloos. Vooropgesteld, bij het aanleggen van een weg kan natuurlijk over de band van de planologische besluiten en het verkeersbesluit veel aan de orde komen, maar als de weg er eenmaal is, wordt het een stuk lastiger. Voor de belangrijkste milieu-effecten (fijnstof, geluid en trillingen) zijn er namelijk geen bestuursrechtelijk handhaafbare normen.
Zo heeft de Afdeling geoordeeld dat de Wet geluidhinder (zie ABRvS 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:576) en de normen inzake fijnstof in de Wet milieubeheer (zie ABRvS 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3324 en zeer recent nog: ABRvS 13 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1242) niet bestuursrechtelijk handhaafbaar zijn. Voor wat betreft trillingshinder zijn er verder geen wettelijke normen die handhaafbaar zijn (bij inrichtingen kan je nog naar artikel 2.23 Activiteitenbesluit kijken, maar een weg is uiteraard geen inrichting).
Dan maar dagvaarden?
Wat dan overblijft voor milieuoverlast is de civiele weg, waarbij het meest voor de hand ligt om de wegbeheer te dagvaarden wegens opstalaansprakelijkheid (artikel 6:174 BW) in verband met de door de weg veroorzaakte overlast (zie bijvoorbeeld: Rb. Den Haag 12 juli 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:7424). Dat zal dan wel moeten gaan om serieuze overlast lijkt mij, voordat de civiele rechter aanneemt dat het (laten) gebruiken van een weg onrechtmatig is jegens iemand.
Conclusie: handhaving tegen verkeersoverlast moeilijk afdwingbaar
Al met al heb je niet zo heel veel in de melk te brokkelen als burger die overlast ervaart in verband met verkeer. Het komt er een beetje op neer dat je kan signaleren dat er een probleem is en dat je moet hopen dat de overheid vervolgens wat gaat doen.
Over de auteur
Thomas Sanders is advocaat bij AKD. Hij is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden op het gebied van het handhavingsrecht en het invorderingsrecht. Zijn praktijk richt zich op het bijstaan van overheden en bedrijven in (vaak omgevingsrechtelijke) handhavingsgeschillen en de handhaving van de openbare orde. Via www.handhavingsrecht.nl kan je al zijn publicaties raadplegen en je inschrijven voor de nieuwsbrief.
Vragen? Neem contact op via tsanders@akd.nl of LinkedIN.