4. De voorzieningenrechter stelt vast dat de houtsingel al geruime tijd, in ieder geval al sinds 2015, niet meer op het perceel staat. Het college heeft bij vier verschillende besluiten – namelijk het besluit van 1 september 2015 en drie besluiten op bezwaar – steeds weer andere eisen gesteld aan de te realiseren vervangende houtsingel.
[verzoeker] zal ter uitvoering van het besluit op bezwaar van 19 november 2019 niet onaanzienlijke kosten moeten maken, zoals ter zitting van de voorzieningenrechter ook door hem is toegelicht. Indien het hoger beroep van het college zou slagen, kan dat leiden tot een herleving van het besluit op bezwaar van 4 februari 2019 en een vernietiging van het besluit op bezwaar van 19 november 2019, waarin andere eisen aan de houtsingel zijn gesteld dan in het besluit op bezwaar van 4 februari 2019.
Het college heeft niet gemotiveerd waarom, gelet op het tijdsverloop sinds 2015, de realisering van de houtsingel op korte termijn is aangewezen.
De voorzieningenrechter ziet daarom, bij afweging van de betrokken belangen, aanleiding om vooruitlopend op de behandeling door de Afdeling van de hoofdzaak een voorlopige voorziening te treffen. Dat betekent dat [verzoeker] tot aan de behandeling van de hoofdzaak geen houtsingel hoeft te realiseren.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@120191/201908039-2-r4/