4.3. Naar het oordeel van het College brengt de omstandigheid dat DNB reeds op andere wijze, namelijk door het geven van een aanwijzing, het voeren van een normoverdragend gesprek en het geven van een waarschuwing, kenbaar had gemaakt dat appellante tekortschoot in de naleving van wet- en regelgeving niet met zich dat DNB niet meer de bevoegdheid had om ter zake alsnog over te gaan tot oplegging van bestuurlijke boetes. Ook de rechtbank is hier terecht van uitgegaan. Het betoog van appellante dat DNB die bevoegdheid, kort gezegd, heeft verspeeld is niet juist. Ten aanzien van het gebruik van haar bevoegdheden heeft DNB in de schriftelijke bevestiging van de waarschuwing bovendien een voorbehoud opgenomen. Dit voorbehoud wijkt niet af van het dienaangaande door haar gevoerde handhavingsbeleid (Handhavingsbeleid van de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank van
10 juli 2008, Stcrt. 2008, nr. 132, p. 30). De eerste grond van het hoger beroep slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CBB:2020:120