ABRvS 07-12-2022, ECLI:NL:RVS:2022:3607, m.nt. T.N. Sanders
Essentie
Handhaving tegen hekwerk dat 25 cm te hoog is, is in dit geval onevenredig. Hekwerk is door school geplaatst ten behoeve van de veiligheid van de kinderen en ten bate van verzoeker om handhaving (om te voorkomen dat er ballen in zijn tuin zouden komen). Hoogteoverschrijding is marginaal en nauwelijks zichtbaar door struikgewas en bomen. Geen reële hinder.
Samenvatting
De Afdeling stelt vast dat het hekwerk is gebouwd, omdat spelende kinderen op het schoolplein overlast creëerden bij appellant. Deze overlast bestond er onder meer uit dat ballen in de tuin van appellant terecht kwamen. De overlast heeft tot ontevredenheid geleid bij appellant. Daarop heeft appellant versterkt prikkeldraad geplaatst, zodat kinderen en ballen niet in zijn tuin zouden komen. Vervolgens hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen de basisschool en appellant. Die gesprekken hebben niet tot resultaat geleid. Om de overlast van spelende kinderen te voorkomen en tegelijkertijd de voor kinderen onveilige situatie van het prikkeldraad te doen ophouden, heeft de basisschool het hekwerk geplaatst. Alleen een klein gedeelte van het hekwerk overschrijdt de hoogte van twee meter, waarbij de mate van overschrijding klein is. De overschrijding wordt veroorzaakt door het zeer plaatselijk aflopende terrein van het schoolplein. Dat is zo met het oog op de afwatering van het schoolplein. Het hekwerk bevindt zich aan de bovenzijde visueel op dezelfde hoogte.
Gelet op het feit dat het hekwerk de kinderen die op het schoolplein spelen meer veiligheid biedt dan het voorheen bestaande prikkeldraad, het hekwerk de overlast van de kinderen voor appellant beperkt, de hoogteoverschrijding klein is en de hoogteoverschrijding er alleen is vanwege het plaatselijk aflopend schoolplein in verband met de afwatering oordeelt de Afdeling dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat van handhaving mocht worden afgezien wegens bijzondere omstandigheden.
Dat appellant vanuit zijn woning op het hekwerk kijkt, wat volgens hem resulteert in verstoord uitzicht en vermeende daling van de waarde van de woning, maakt dat niet anders. In de situatie dat het hekwerk voor de laatste 2 à 3 meter niet meer dan twee meter hoog zou zijn zou appellant nog steeds uitkijken op het hekwerk. Het uitzicht van appellant zou alleen marginaal verbeteren. Daarbij komt dat tussen de woning van appellant en de genoemde laatste 2 à 3 meter hekwerk struikgewas en bomen aanwezig zijn. Het zicht op dat deel van het hekwerk is daarom al zeer beperkt. De stelling dat de verkoopwaarde van de woning daalt doordat niet wordt opgetreden tegen de genoemde overschrijding van 25 centimeter heeft appellant niet met argumenten onderbouwd.
Het betoog slaagt niet.
Leave a Reply