ABRvS 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:502 – wanneer is iemand belanghebbende bij een verzoek om een bestuurlijke boete op te leggen?

Print deze pagina

6.1.    In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het betrokken besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.

6.2.    [verzoeker] heeft naar het oordeel van de Afdeling een actueel belang bij zijn verzoek om betrokkene een bestuurlijke boete op te leggen. Zijn belang is niet onzeker, in de toekomst gelegen. De schending van artikel 88 van de Wet BIG heeft immers al plaatsgevonden. De minister stelt terecht dat het niet geheimhouden van gegevens die over [verzoeker] gaan een eenmalige gebeurtenis in het verleden betreft en dat deze overtreding niet ongedaan kan worden gemaakt. Het doel van een bestuurlijke boete is echter niet gelegen in de beëindiging van een overtreding. In artikel 5:40, eerste lid, van de Awb is een bestuurlijke boete gedefinieerd als een bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom. Ingevolge artikel 5:2, onder c, van de Awb is een bestuurlijke sanctie een bestraffende sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen. Hierin is het belang van [verzoeker] gelegen. Het gaat in deze zaak om persoonsgegevens over [verzoeker] die onder het medisch beroepsgeheim vallen en die zonder zijn toestemming zijn verstrekt. Dat maakt naar het oordeel van de Afdeling dat [verzoeker] in het bijzonder belang heeft bij de beboeting daarvan. Daarmee onderscheidt [verzoeker] zich van een ieder of iedere andere willekeurige derde die een algemeen belang heeft. Daarom heeft [verzoeker] ook een voldoende objectief, eigen en persoonlijk belang dat rechtstreeks betrokken is bij het al dan niet opleggen van een bestuurlijke boete. Dat de Wet BIG gaat over de kwaliteit van de gezondheidszorg in het algemeen en dat de boetemogelijkheid daarop is gericht en niet op een bepaalde mate van genoegdoening in een individueel geval, zoals de minister heeft aangevoerd, speelt geen rol bij de vraag naar de belanghebbendheid. De wetgever heeft in de Wet BIG niet uitdrukkelijk bepaald dat bij de belanghebbendheid wordt afgeweken van de Awb en aldus niet uitgesloten dat een belanghebbende een verzoek kan indienen om een bestuurlijke boete op te leggen. Het vorengaande betekent niet dat in alle gevallen waarin iemand verzoekt een bestuurlijke boete op te leggen belanghebbendheid kan worden aangenomen. Daarbij blijft, zowel onder het regime van de Wet BIG als daarbuiten, een beoordeling van de concrete feiten en omstandigheden noodzakelijk.

6.3.    Dit betekent dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [verzoeker] in dit geval belanghebbende is. Het verzoek van [verzoeker] is een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb en de brief van 27 september 2018 bevat een besluit waartegen [verzoeker] bezwaar kan maken. De rechtbank heeft dus evenzeer terecht geoordeeld dat de minister het bezwaar van [verzoeker] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.

6.4.    Het betoog faalt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@124606/202002943-1-a2/

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *