ABRvS 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:585 – welk deel van de Wav boetebeleidsregel vond de Afdeling ook alweer onredelijk? (“[N]iet de gehele”)

Print deze pagina

Verwijtbaarheid van de overtredingen van artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wav

8.       Partijen verschillen van mening over de vraag of uit de uitspraak van 13 juli 2022 volgt dat ook de boetenormbedragen voor overtredingen van artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wav aangepast moeten worden. Volgens de minister is dit niet het geval, terwijl [wederpartij] betoogt dat uit die uitspraak volgt dat de gehele Beleidsregel boeteoplegging Wav 2020 onredelijk is bevonden en dat hier dus ook de boetenormbedragen voor overtredingen van artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wav onder vallen.

8.1.    De uitspraak van 13 juli 2022 gaat niet over boetes voor overtredingen van artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wav. De Afdeling heeft daarnaast niet de gehele Beleidsregel boeteoplegging Wav 2017 onredelijk geacht, maar heeft in die uitspraak onder 3.3 overwogen dat de Beleidsregel ‘in zoverre’ onredelijk is dat er onvoldoende mogelijkheden worden geboden om bij het bepalen van de boete rekening te houden met de verschillende gradaties van verwijtbaarheid. De Afdeling verwijst in die uitspraak naar de artikelen 2 en 11 van de Beleidsregel boeteoplegging Wav 2017 en die gaan over overtredingen van artikel 2, eerste lid, en artikel 15a van de Wav.

De eerste twee leden van artikel 15 van de Wav houden in dat een werkgever in de keten van de uitlener een kopie van het identiteitsbewijs van de werknemer ontvangt en vervolgens de identiteit van die werknemer vaststelt. De werkgever moet vervolgens een kopie van het identiteitsbewijs in zijn administratie opnemen en onverwijld een kopie daarvan verzenden naar de opdrachtgever in de keten, in dit geval [bedrijf A]. Deze in artikel 15 van de Wav neergelegde identificatieplicht heeft blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van dat artikel tot doel een instrument te bieden voor het toezicht op en de opsporing van illegale tewerkstelling (Kamerstukken II 1999/2000, 27 022, nr. 3, blz. 7 en 10). Zoals de minister in zijn hogerberoepsgronden heeft toegelicht, zijn de boetenormbedragen voor overtredingen van deze bepalingen met € 1.500,00 per overtreding lager dan die voor overtredingen van artikel 2 en artikel 15a van de Wav. Dit heeft ermee te maken dat deze bepalingen uitsluitend administratieve verplichtingen bevatten voor de werkgever. Overtreding daarvan wordt minder zwaar beboet dan illegale tewerkstelling. Omdat artikel 15 van de Wav een ander, meer administratief, doel dient, ziet de Afdeling geen aanleiding de onder 6 weergegeven differentiatie van boetenormbedragen ook toe te passen op de boetenormbedragen voor overtredingen van artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wav.

8.2.    Dit neemt niet weg dat de minister bij het aanwenden van zijn bevoegdheid om een boete op te leggen wegens overtreding van artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wav, de hoogte van de boete moet afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Dit is geregeld in artikel 5:46, tweede lid, van de Awb. De minister heeft beleidsregels vastgesteld waarin de boetebedragen voor de overtredingen zijn vastgesteld (artikel 19d, zesde lid, van de Wav). Ook als de rechter het beleid niet onredelijk heeft bevonden, moet de minister bij de toepassing daarvan in een individueel geval beoordelen of die toepassing in overeenstemming is met de hiervoor bedoelde wettelijke eisen aan de uitoefening van de boetebevoegdheid. Steeds moet de boete, zo nodig in aanvulling op of in afwijking van het beleid, zo worden vastgesteld dat deze evenredig is. De rechter toetst het besluit van de minister zonder terughoudendheid.

8.3.    Uit het boeterapport volgt dat de verschillende werkgevers in de keten hadden afgesproken dat zij een poortregistratie voldoende vonden als opslag van alle identiteitsbewijzen en dat een kopie van deze identiteitsbewijzen op te vragen was via de hoofdaannemer. Dit ontslaat [wederpartij] echter niet van de plicht om zelf de identiteit van de vreemdelingen vast te stellen en zelf een kopie van het identiteitsbewijs van de werknemers die voor haar werkten aan haar opdrachtgevers te sturen. Zoals hiervoor is overwogen, heeft [wederpartij] hiermee het risico genomen dat de Wav zou worden overtreden. Gelet hierop komt de Afdeling tot de conclusie dat de boetes van € 1.500,00 voor de overtredingen van artikel 15, eerste en tweede lid, van de Wav in dit geval passend en geboden zijn.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:585

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *