ABRvS 17 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:584 – rechtbank mag bij uitspraak geen uitstel verlenen voor nemen nieuwe BoB in handhavingsprocedure tot uitspraak onaantastbaar is.

Print deze pagina

7.       [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de termijn waarbinnen het college een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, aanvangt op de dag nadat de aangevallen uitspraak onherroepelijk is geworden. [appellant] betoogt dat de rechtbank de werking van haar uitspraak ten onrechte aldus heeft uitgesteld.

7.1.    Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb biedt de bestuursrechter in geval van gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van het bestreden besluit de mogelijkheid het bestuursorgaan een termijn te stellen voor het nemen van een nieuw besluit. De rechtbank heeft het college met toepassing van die bepaling een termijn van twaalf weken gegeven voor het nemen van een nieuw besluit op het door [appellant] gemaakte bezwaar. De rechtbank heeft aan die termijn echter tevens de opschortende voorwaarde verbonden dat die termijn pas na het onherroepelijk worden van de rechtbankuitspraak zal aanvangen. Door deze voorwaarde heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb in feite schorsende werking toegekend aan haar opdracht tot het nemen van een nieuw besluit totdat de termijn voor het hoger beroep ongebruikt is verstreken of anders voor de gehele duur van het geding in hoger beroep. Naar het oordeel van de Afdeling biedt de genoemde bepaling niet de mogelijkheid tot een maatregel met een zo ver strekkend gevolg als in dit geval waarin hoger beroep is ingesteld. Daarbij wordt mede gelet op de ingevolge artikel 6:16, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, geldende hoofdregel dat het instellen van hoger beroep de aangevallen rechtbankuitspraak niet schorst. Zo nodig kan ingevolge artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening worden getroffen. Gelet op het systeem van de Awb laat de rechtbank de termijn van twaalf weken voor het nemen van een nieuw besluit op bezwaar daarom ten onrechte pas ingaan na het onherroepelijk worden van de rechtbankuitspraak.

Het betoog slaagt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@124736/201908586-1-r3/

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *