ABRvS 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:101 – wettelijke regeling (Bouwbesluit) schrijft specifieke meetmethode voor, dan moet die in beginsel ook worden toegepast tenzij overtreding onmiskenbaar is.

Print deze pagina

4.2.    De eis van artikel 3.25, eerste lid, van het Bouwbesluit dat de vorming van allergenen door vocht in verblijfsruimten, toiletruimten en badruimten voldoende wordt beperkt, is voor een geval als dit nader uitgewerkt in artikel 3.26. Uit de artikelen 3.25 en 3.26 van het Bouwbesluit volgt dat wanneer de uitwendige scheidingsconstructie waterdicht is, bepaald volgens NEN 2778, in elk geval wordt voldaan aan de eis van artikel 3.25, eerste lid, van het Bouwbesluit. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat er een overtreding van artikel 3.25, eerste lid, van het Bouwbesluit heeft plaatsgevonden, voordat is vastgesteld of de scheidingsconstructie waterdicht is, bepaald volgens NEN 2778. Het is dus, anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan, niet voldoende om vast te stellen dat een dakpan ontbreekt. Niet in geschil is dat het college niet aan de hand van NEN 2778 heeft bepaald of door het ontbreken van een dakpan de uitwendige scheidingsconstructie waterdicht is. Het systeem van de artikelen 3.25 en 3.26 van het Bouwbesluit sluit weliswaar op zichzelf niet uit dat in het geval toepassing van artikel 3.26 praktisch niet uitvoerbaar is, aan de hand van een andere bepalingsmethode wordt bepaald of een bestaand bouwwerk voldoet aan artikel 3.25. Uit die andere bepalingsmethode moet dan wel onmiskenbaar volgen dat niet aan artikel 3.25 is voldaan (vergelijk 5.1 van de uitspraak van de Afdeling van 18 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:817). Het college heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat toepassing van artikel 3.26 in dit geval praktisch niet uitvoerbaar is. Bovendien volgt uit de enkele visuele waarneming dat ergens een dakpan ontbreekt niet onmiskenbaar dat niet aan artikel 3.25 wordt voldaan. Dit geldt temeer, aangezien tussen partijen niet in geschil is dat er verschillende controles zijn geweest en dat tijdens geen enkele controle een lekkage is vastgesteld. Gelet hierop heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat [appellant] artikel 3.25, gelezen in samenhang met artikel 3.26, van het Bouwbesluit heeft overtreden. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

Indien het college van oordeel is dat de regeling van het Bouwbesluit niet goed aansluit bij de praktijk, zal het zich tot de wetgever moeten richten.

Het betoog slaagt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@124056/201906766-1-r4/

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *