ABRvS 20 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1143 – Eigenaar pand gewoon nog Opiumwet overtreding te verwijten: “Van een verhuurder wordt verwacht dat hij de zorg betracht die in redelijkheid nodig is met het oog op het voorkomen van overtreding van de Opiumwet vanuit het pand. Dit houdt in dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt”

Print deze pagina

 

6.5.    De burgemeester moet bij zijn beoordeling van de evenwichtigheid de omstandigheden van het geval betrekken, waaronder de mate waarin de overtreding aan de aangeschreven persoon – in dit geval [appellant] als verhuurder – kan worden verweten. Van een verhuurder wordt verwacht dat hij de zorg betracht die in redelijkheid nodig is met het oog op het voorkomen van overtreding van de Opiumwet vanuit het pand. Dit houdt in dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. De rechtspraak daarover brengt mee dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Het is niet genoeg dat zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2462).

6.6.    [appellant] heeft op de zitting van de rechtbank verklaard dat hij iedere twee weken bij het winkelpand was, maar dat hij de loods niet heeft gecontroleerd. Op de zitting bij de Afdeling heeft hij hierover aanvullend toegelicht dat hij de huurder niet kende, nooit heeft ontmoet of gesproken en hem ook niet kon bereiken omdat alle contacten met de huurder via een door hem ingehuurde makelaar verliepen. Ook had hij geen toegang tot de loods, omdat de tussendeur was afgesloten.

Dit betoog kan [appellant] niet baten. Hij heeft al eerder te maken gehad met een sluiting van een door hem verhuurd pand vanwege drugsgerelateerde activiteiten. Er mocht van hem daarom meer alertheid worden verwacht. Juist de door [appellant] genoemde omstandigheden hadden naar het oordeel van de Afdeling voor hem een duidelijk signaal moeten zijn en aanleiding voor [appellant] moeten zijn om onderzoek te verrichten naar het gebruik van de loods en zich te vergewissen van de activiteiten die zijn huurder daarin ondernam.

Bovendien had [appellant] eenvoudig in de meterkast kunnen vaststellen dat er illegaal stroom werd afgetapt. Deze meterkast zat in het winkelpand, dat hij naar eigen zeggen zeer regelmatig bezocht, en was voor hem toegankelijk. Het verweer van [appellant] dat hij maar één keer per jaar de afrekening van de energiemaatschappij kreeg en hij deze, in de vier maanden dat de huurder in het pand zat, nog niet had gekregen, maakt dat niet anders. De stelling van [appellant] dat hij al het mogelijke heeft gedaan volgt de Afdeling evenmin. Alleen al zijn voorstel om in de toekomst zijn huurders te screenen en om een camera op te hangen bij de roldeur aan de achterzijde, illustreert dat ook in zijn optiek meer mogelijk was om de kans op criminele activiteiten in het pand te verkleinen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant], zoals terecht overwogen door de rechtbank, niet de zorg betracht die in redelijkheid kon worden verlangd om overtreding van de Opiumwet vanuit het pand te voorkomen. [appellant] kan daarmee worden verweten dat hij onvoldoende toezicht hield. De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat de burgemeester bij zijn afweging in het kader van de evenwichtigheid van de maatregel, verwijtbaarheid van [appellant] kon betrekken.

6.7.    Ook dit deel van het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:1143

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *