ABRvS 24 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1723 – Terugbetalingsverplichting ten onrechte betaalde bestuurlijke boete volgt rechtstreeks uit de Awb, daar heb je de rechter niet voor nodig.

Print deze pagina

Verzoek om schadevergoeding

8.       [wederpartij A] en [wederpartij B] verzoeken om vergoeding van de schade die zij als gevolg van de onrechtmatige boeteopleggingen hebben geleden, zoals bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). [wederpartij A] heeft op 18 december 2020 de boete van € 12.500,00 betaald, die bij het besluit van 27 oktober 2020 aan hem was opgelegd. Hij verzoekt om de terugbetaling van dat bedrag vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf de dag van de betaling tot de dag van de algehele restitutie. Daarnaast verzoeken [wederpartij A] en [wederpartij B] om vergoeding van de rechtsbijstandskosten die zij hebben gemaakt in verband met de opgelegde boetes.

8.1.    Bij de mondelinge uitspraak van de rechtbank is geoordeeld dat de boetes niet hadden mogen worden opgelegd en die uitspraak wordt door de Afdeling bevestigd. De boetes zijn daarmee komen te vervallen. Dat betekent dat er dus ook geen grondslag bestaat voor het betalen van de boetes. Het college is alleen al hierom gehouden de boete die door [wederpartij A] is betaald, terug te betalen. Gelet op artikel 4:102, eerste lid en vierde lid, van de Awb is het college daarbij ook de wettelijke rente over dat bedrag verschuldigd. Voor het toekennen van dit bedrag in de vorm van een schadevergoeding als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb, is daarom geen plaats.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:1723

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *