ABRvS 25 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1892 – BO schrijft terecht rechtsopvolger aan voor de invordering van een dwangsom gelet op artikel 5.18 Wabo.

Print deze pagina

5.2.    De Afdeling stelt vast dat in het besluit van 21 juni 2017, met toepassing van artikel 5.18 van de Wabo, is bepaald dat het besluit mede geldt voor alle rechtsopvolgers van Tak Invest B.V. Weliswaar was Vespa Vastgoed ten tijde van het opleggen van het dwangsombesluit geen eigenaar van de panden, maar zij is tijdens de begunstigingstermijn wel de rechtsopvolger van Tak Invest B.V. geworden en was dat ten tijde van de invordering van de verbeurde dwangsom nog steeds.

De rechtbank heeft overwogen dat het besluit van 21 juni 2017 was ingeschreven in het register als bedoeld in de Wkpb. De Afdeling volgt de rechtbank hierin niet omdat, zoals het college op de zitting heeft erkend, het besluit van 21 juni 2017 niet bleek te zijn ingeschreven in het register als bedoeld in de Wkpb. De stelling van Vespa Vastgoed dat deze omstandigheid ertoe leidt dat het besluit van 21 juni 2017 geen zakelijke werking heeft jegens haar, deelt de Afdeling echter niet. De wetgever heeft die inschrijving niet als constitutief vereiste vormgegeven voor de gelding jegens rechtsopvolgers van een dwangsombesluit waarin met toepassing van artikel 5.18 van de Wabo is bepaald dat het mede geldt jegens rechtsopvolgers. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het besluit mede jegens Vespa Vastgoed geldt.

Voor zover het betoog van Vespa Vastgoed ertoe strekt dat het ontbreken van de inschrijving een bijzondere omstandigheid is als bedoeld in artikel 5.18 van de Wabo, die zich ertegen verzet dat de te innen dwangsom bij haar wordt ingevorderd, overweegt de Afdeling als volgt. De rechtbank heeft met juistheid geconstateerd dat Vespa Vastgoed van de gebreken en van de op de panden rustende last op de hoogte was op het moment dat zij eigenaar van de panden is geworden. De rechtbank heeft terecht van belang geacht dat de bestuurder van Vespa Vastgoed, [bestuurder], als bestuurder van de rechtspersoon die destijds eigenaar van de panden was, op 14 december 2014 een waarschuwing van het college heeft ontvangen voor de gebreken waarvoor de last is opgelegd. Of de aan [bestuurder] gerichte brief van 14 december 2014 al dan niet kan worden aangemerkt als een op rechtsgevolg gerichte waarschuwing, wat Vespa Vastgoed bestrijdt, is in dit kader niet relevant. Van belang is of Vespa Vastgoed als rechtsopvolger van Tak Invest B.V. – ondanks de ontbrekende inschrijving – kon weten van de opgelegde last. Vespa Vastgoed heeft op de zitting niet weersproken dat zij daadwerkelijk op de hoogte was van de last toen zij de panden kocht.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het college er in redelijkheid van heeft kunnen uitgaan dat de ontbrekende inschrijving in dit geval niet een bijzondere omstandigheid is zoals bedoeld in artikel 5.18 van de Wabo, die zich ertegen verzet dat het college de te innen dwangsom bij Vespa Vastgoed invordert.

Het betoog slaagt niet.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@126544/202004646-1-r3/

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *