ABRvS 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1669, feitenvaststelling onzorgvuldig: last is gewijzigd door voorzieningenrechter en uit feitenvaststelling valt niet te herleiden welke last is beoordeeld door toezichthouders.

Print deze pagina

Onzorgvuldige feitenvaststelling

3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat aan de besluiten van 7 juni 2018 en 1 augustus 2018 in strijd met artikel 3:2 van de Awb geen deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag ligt, waaruit volgt dat hij dwangsommen heeft verbeurd. Hierover voert [appellant] aan dat de enkele verwijzing naar de controlerapporten van 12 april 2018 en 18 juli 2018 niet voldoende is, aangezien uit die controlerapporten niet blijkt of de door de toezichthouder waargenomen situatie overeenstemt met de door de voorzieningenrechter gewijzigde last. Dit kan ook niet enkel op basis van de foto’s in de controlerapporten worden vastgesteld. Daarnaast voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat uit de bouwtekening bij de bouwvergunning van 1 juli 2008 blijkt dat een aanbouw aan de linkerzijde van de voorgevel is vergund en uit de foto’s blijkt dat een aanbouw is gerealiseerd over de gehele lengte van de voorgevel. Volgens [appellant] is onduidelijk welke bouwtekening de rechtbank bedoelt, omdat er geen bouwtekening van 1 juli 2008 is die onderdeel uitmaakt van het dossier. Die tekening is ter zitting ook niet aan de orde gesteld, aldus [appellant].

3.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1179, moet aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag liggen. Daarom moet de vaststelling of waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot de verbeurte van een dwangsom worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag, door een ter zake deskundige persoon in opdracht van het bevoegd gezag of door een ter zake deskundige persoon wiens bevindingen het bevoegd gezag voor zijn rekening heeft genomen. De vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden moeten op een duidelijke wijze worden vastgelegd. Dat kan in een schriftelijk rapport, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden zijn vastgesteld of waargenomen en welke werkwijze daarbij is gehanteerd. Voor zover de vastgestelde feiten en omstandigheden in een stuk zijn vastgelegd, moet een inzichtelijke beschrijving worden gegeven van wat is vastgesteld of waargenomen. Een schriftelijk rapport moet bovendien in beginsel zijn voorzien van een ondertekening door de opsteller en een dagtekening. Aan het ontbreken van een ondertekening en een dagtekening kan worden voorbijgegaan indien op andere wijze kan worden vastgesteld dat de opsteller van het rapport degene is die de daarin vermelde feiten en omstandigheden heeft vastgesteld of waargenomen en wanneer die vaststelling of waarneming heeft plaatsgevonden.

3.2.    Bij uitspraak van 17 januari 2017 in zaaknummers 16/7728 en 16/7729 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank de aan [appellant] opgelegde last onder dwangsom gelet ook op het verweerschrift van het college gewijzigd. De gewijzigde last luidt als volgt:

“De situatie dient:

1. aangepast te worden zodat deze overeenstemt met de bouwtekening van bouwvergunning B2008.0122, getekend door Architectenbureau Rob Holthuizen b.v., werkno. 575, blad 2, d.d. 24 juni 2008 welke bij de stukken is gevoegd onder ‘T’, OF

2. aangepast te worden zodat deze overeenstemt met de situatie voorafgaand aan de verbouwing, namelijk de ‘bestaande situatie’. Deze blijkt voldoende uit de tekening die als bestaande situatie bij vergunning B2008.0221 is gevoegd, naar welke vergunning in het bestreden besluit wordt verwezen. […].”

3.3.    De controlerapporten bevatten foto’s van de feitelijke situatie op het perceel van [appellant]. Uit die rapporten blijkt niet dat die feitelijke situatie is vergeleken met de bouwtekening van bouwvergunning B2008.0122 of met de situatie voorafgaand aan de verbouwing. Uit die rapporten blijkt dan ook niet of en op welke punten de feitelijke situatie afwijkt van de bouwtekening van bouwvergunning B2008.0122, of van de situatie voorafgaand aan de verbouwing. Gelet op de door de voorzieningenrechter van de rechtbank aangepaste last onder dwangsom, had dat wel gemoeten. Dit heeft tot gevolg dat uit die rapporten niet blijkt dat op 22 maart 2018 en 18 juli 2018 niet aan de last onder dwangsom is voldaan. Het college heeft de controlerapporten van 12 april 2018 en 18 juli 2018 daarom niet aan de invordering ten grondslag mogen leggen. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De rechtbank heeft haar oordeel dat dwangsommen zijn verbeurd gebaseerd op een bouwtekening bij de bouwvergunning van 1 juli 2008. Deze bouwvergunning met bijbehorende bouwtekeningen bevindt zich niet in het rechtbankdossier zodat ervan moet worden uitgegaan dat het college een vergelijking met die vergunning en bijbehorende bouwtekeningen niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank is dan ook ten onrechte tot haar oordeel gekomen.

Het betoog slaagt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@126265/202002457-1-r4/

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *