ABRvS 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1254 – Belastingdienst mocht in het kader van Bibob toets gegevens delen.

Print deze pagina

Gegevensverstrekking

5. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft ingezien dat een wettelijke grondslag en een aanwijzing uit de wetsgeschiedenis voor gegevensverstrekking en gegevensverwerking tussen RIEC-partners ontbreekt. Volgens [appellant] zijn de verstrekking en verwerking in strijd met het verbod uit artikel 67 van de AWR en de Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (hierna: AVG). Artikel 43c, eerste lid, sub m, van de Uitvoeringsregeling AWR biedt geen wettelijke grondslag en de verstrekking en verwerking is niet transparant. Onder verwijzing naar het Advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betoogt [appellant] in dit kader dat er alleen nog een wetsvoorstel bij de Eerste Kamer ligt dat een wettelijke grondslag moet bieden. In het advies staat dat de gegevensverwerking op dit moment zonder wettelijke grondslag gebeurt.

5.1. In het Advies van de Afdeling advisering staat dat er nog geen brede wettelijke grondslag is voor de verwerking en verstrekking van persoonsgegevens tussen alle partners binnen het RIEC. Dit kan echter niet leiden tot vernietiging van de besluitvorming van de burgemeester, omdat de verstrekkingen tussen de Belastingdienst, het Bureau en de burgemeester wel een wettelijke grondslag hadden. Gelet op Afdeling 2 van Hoofdstuk 8 van de AWR mag de Belastingdienst gegevens verwerken en deze gelet op artikel 12, eerste en tweede lid, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 27, eerste lid, aanhef en onder a, artikel 9, eerste lid, en artikel 3 van de Wet Bibob later ook verstrekken aan het Bureau, wanneer dat een advies moet geven aan een bestuursorgaan zoals in dit geval de burgemeester. Zoals de rechtbank verder terecht heeft overwogen, is in artikel 67 van de AWR weliswaar bepaald dat aan de Belastingdienst verstrekte gegevens geheim moeten worden gehouden, maar dat artikel geeft de minister (of de staatssecretaris) van Financiën wel de bevoegdheid bij regeling van dat verbod af te wijken. In artikel 43c, eerste lid, sub m, van de Uitvoeringsregeling AWR is bepaald dat de algemene geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de AWR zich niet verzet tegen gegevensuitwisseling, als sprake is van gegevensuitwisseling op basis van een convenant zoals in dit geval het Regionaal Convenant van het RIEC.

5.2. Anders dan [appellant] op de zitting bij de Afdeling heeft betoogd, is het convenant hier wel van toepassing. In artikel 2 van het convenant wordt de doelstelling van het convenant breder omschreven dan door [appellant] is weergegeven. Het convenant heeft een ruimer doel dan alleen de aanpak van georganiseerde misdaad. Onder meer bestuursrechtelijke interventies, fiscale handhaving, witwassen en daaraan gerelateerde vormen van financieel-economische criminaliteit en toepassing van de Wet Bibob worden uitdrukkelijk in de doestelling genoemd.

Ten slotte wordt [appellant] niet gevolgd in het standpunt dat het convenant in strijd is met hogere regelgeving, waarbij hij als voorbeeld de cautie heeft genoemd. Allereerst is de intrekking van de exploitatievergunning geen bestraffende sanctie, maar een herstelsanctie. Voor zover [appellant] heeft willen betogen dat in dit convenant geen grondslag geregeld mag zijn voor gegevensverwerking, omdat dat in strijd zou zijn met hogere wet- en regelgeving, volgt de Afdeling dit niet. Artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, van de AVG bepaalt dat persoonsgegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden moeten worden verzameld. Uit overweging 45 van de considerans van de AVG volgt dat, indien de verwerking wordt verricht omdat de verwerkingsverantwoordelijke hiertoe wettelijk is verplicht of indien de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of voor een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag, de verwerking een grondslag moet hebben in het Unierecht of het lidstatelijke recht. De AVG schrijft niet voor dat voor elke afzonderlijke verwerking specifieke wetgeving vereist is.

5.3. Het betoog slaagt niet.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@136497/202200533-1-a3

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *