ABRvS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1758 – (mogelijk) strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs mag worden gebruiken (reeds) omdat geschonden norm niet strekt tot bescherming belangen overtreder.

Print deze pagina

4.1.    Het opleggen van een last onder dwangsom is geen bestraffende sanctie, maar een herstelsanctie. Bij het opleggen van een last onder dwangsom vindt daarom in beginsel geen vaststelling van schuld plaats.

De burgemeester heeft aannemelijk geacht dat [appellant] zich bezighield met overtreding van zowel artikel 3.4 van de APV als artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omdat de woning werd gebruikt als seksinrichting. De herstelsanctie is erop gericht het gebruik van de woning als seksinrichting te beëindigen. Met voormelde bepalingen wordt beoogd negatieve effecten van prostitutie, onder meer bezien vanuit het perspectief van de openbare orde, tegen te gaan. Hoewel de burgemeester daartoe aannemelijk heeft geacht dat [appellant] betrokken was bij de exploitatie van een seksinrichting, betekent dat niet dat de burgemeester hem schuldig acht aan het plegen van strafbare feiten.

Voor zover in dit geval al sprake zou zijn van bewijs dat in strafrechtelijke zin onrechtmatig is verkregen, betekent dit niet dat het gebruik van dat bewijs in een bestuursrechtelijke procedure niet zou zijn toegestaan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:780), bestaat geen rechtsregel die ieder gebruik verbiedt van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs. In het bestuursrechtelijke geding is zodanig bewijs slechts dan niet toegestaan, indien het is verkregen op een wijze, die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Dit doet zich hier niet voor, reeds omdat de naar [appellant] stelt geschonden norm, het zonder toestemming kennis nemen van informatie op mobiele telefoons van de twee in het proces-verbaal genoemde vrouwen en hen ondervragen zonder dat zij op hun rechten zijn gewezen, niet strekt tot bescherming van het belang van [appellant] (vergelijk de uitspraak van 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1562).

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@126394/202004844-1-a3
Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *