ABRvS 4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3588 – Verhuurder aanvaarde overtreding: hij heeft overbewoning contractueel toegestaan.

Print deze pagina

Overtreder

7.       De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat [appellant] als overtreder kan worden aangemerkt.

7.1.    Gelet op artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder overtreder verstaan degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is overtreder in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Voor beantwoording van de vraag of een ander als functionele pleger van de overtreding kan worden aangemerkt, is de Afdeling in haar uitspraken van 31 mei 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2067 en ECLI:NL:RVS:2023:2071) aangesloten bij de strafrechtelijke criteria voor functioneel daderschap, zoals die zijn geformuleerd door de strafkamer van de Hoge Raad. Zoals de Afdeling uiteen heeft gezet in de uitspraak van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2071, houdt de rechtspraak van de strafkamer van de Hoge Raad voor zover het gaat om natuurlijke personen in dat een (verboden) gedraging in redelijkheid aan de verdachte als (functioneel) dader kan worden toegerekend indien deze erover vermocht te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en indien zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de verdachte werd aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de verdachte kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Vergelijk ook de arresten van de Hoge Raad van 23 februari 1954, ECLI:NL:HR:1954:3 (IJzerdraad-arrest), en van 8 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3487.

Het bestuursorgaan moet bewijzen dat aan de criteria voor functioneel daderschap is voldaan. Vergelijk de conclusie van staatsraad advocaat-generaal Wattel van 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:579, ov. 1.11.

7.2.    Partijen zijn het erover eens dat [appellant] kon beschikken over de omzetting van de woning in onzelfstandige woonruimte zonder de daarvoor benodigde vergunning. Partijen zijn verdeeld over de vraag of [appellant] de overtreding heeft aanvaard.

7.3.    De Afdeling oordeelt dat het college heeft aangetoond dat [appellant] de onrechtmatige omzetting heeft aanvaard. Het lag als verhuurder van de woning op zijn weg om zich op de hoogte te stellen van de huisvestingsregels die op de woning van toepassing zijn. Dat [appellant] mogelijk heeft gedwaald doordat hij is uitgegaan van uitlatingen van [persoon B] over wat volgens !WOON was toegestaan en van een onjuiste interpretatie van de eerder genoemde tekst op de website van de gemeente Amsterdam, komt voor zijn risico. Uit wat [appellant] naar voren heeft gebracht volgt dat hij de woning middels een allonge naast [persoon B] ook aan [persoon D] heeft verhuurd en dat hij daarbij een derde bewoner heeft toegestaan, voor zover deze tot hetzelfde huishouden behoort. Verder volgt hieruit dat [appellant] wist dat niet [persoon D], maar [persoon A] en [persoon C] naast [persoon B] in de woning woonden, terwijl dit in strijd was met de gemaakte afspraken. Dat brengt mee dat [appellant] ook wist of had moeten weten dat [persoon B] (delen van) de woning had onderverhuurd aan [persoon A] en [persoon C], althans dat hij deze aan hen in gebruik had gegeven, dat [persoon B] en [persoon A] dus niet gezamenlijk verhuurder waren als bedoeld in de beleidsregels en dat niet aan de regels voor hospitaverhuur werd voldaan. [appellant] had dan ook aanleiding moeten zien om na het overleg in maart 2019 zich ervoor in te spannen dat het gebruik van de woning in overeenstemming met de huisvestingsregels werd gebracht. Zo had hij met een beroep op de gemaakte afspraken kunnen trachten om de bewoning van de woning terug te brengen tot één huishouden, of had hij een omzettingsvergunning kunnen aanvragen. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] dat heeft gedaan. De stelling dat het voor verhuurders moeilijk is om het feitelijk gebruik van een woning te controleren, treft daarom geen doel. [appellant] heeft daarmee niet de zorg betracht die in redelijkheid van hem kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de overtreding en heeft deze dus aanvaard.

 

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:3588

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *