ABRvS 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1368 – Vertrouwen gewekt dat niet zou worden gehandhaafd moet gehonoreerd worden, ondanks protest van twee buurtbewoners, omdat buurman “slechts in algemene zin heeft gesteld dat hij overlast ondervindt en (brand)gevaar vreest als gevolg van de toeristische verhuur.”

Print deze pagina

Vertrouwensbeginsel

5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhavend optreden af heeft kunnen zien. Volgens hem kan er geen geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel worden gedaan door [partij]. [appellant] stelt dat in de e-mail van 15 januari 2018 en de brief van 13 februari 2018, geen concrete toezegging door [medewerker], medewerker van de gemeente Zandvoort, is gedaan aan [partij]. Ook heeft [partij] volgens [appellant] niet aan zijn onderzoeksplicht voldaan door niet te onderzoeken of de informatie van [medewerker] wel juist was. Daarnaast stelt [appellant] dat de gestelde toezegging niet aan het college kan worden toegerekend. In dit verband wijst [appellant] erop dat [medewerker] een ambtenaar is van de afdeling Omgevingsbeleid van de gemeente Haarlem/Zandvoort maar dat de Omgevingsdienst IJmond (hierna: de omgevingsdienst) de werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering en handhaving van de omgevingstaken van de gemeente uitvoert. Tot slot stelt [appellant] dat zijn belang zwaarder weegt dan het belang van [partij]. Hierbij is volgens [appellant] van belang dat toeristen zijn woongenot verstoren. Ook stelt hij dat aan hem is toegezegd dat permanente bewoning niet is toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan en het bouwwerk geen recreatiewoning is. Hij wijst daarbij op een brief van 17 juni 2019 van de omgevingsdienst en een e-mail van 30 augustus 2017 van een medewerker van de gemeente Zandvoort. Verder stelt hij in 2005 een gesprek gehad te hebben met een medewerker van de gemeente Zandvoort die stelde dat de toenmalige permanente bewoning van het pand niet voldeed aan het bestemmingsplan.

5.1.    Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval als betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. Er is geen sprake van gerechtvaardigde verwachtingen als hij/zij besefte of had moeten beseffen dat de uitlating van de ambtenaar ging over een beslissing die buiten de bevoegdheid van het bestuursorgaan lag.

5.2.    De Afdeling stelt vast dat in de e-mail van 15 januari 2018 de volgende passage is opgenomen: “In onderstaande e-mail spreekt u over de bestemming ‘recreatiefunctie’. Dit is echter onjuist. Het bestemmingsplan “Kostverlorenstraat e.o.” spreekt van de woonbestemming; maar dan zonder bouwvlak. Dat wil zeggen, dat het perceel mag worden gebruikt als woonerf en bijbehorende voorzieningen zoals een schuur. Echter, vanwege de bouwvergunning uit 1923 voor de bouw van een zomerhuis, valt het gebouw en het gebruik van het gebouw als recreatiewoning, onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan.”

De Afdeling stelt verder vast dat in de brief van 13 februari 2018 de volgende passage is opgenomen: “[…] hecht ik er waarde aan om mede te delen dat het zomerhuis niet bewust is ondergebracht in de overgangsbepalingen en daarmee beoogd is om aan deze situatie een einde te maken binnen de planperiode. In Zandvoort is het gebruikelijk dat vergunde recreatiewoningen positief worden bestemd in het bestemmingsplan (zie bijvoorbeeld het onlangs vastgestelde bestemmingsplan “Zandvoort Zuid”). Het zomerhuis c.q. de recreatiewoning aan de Kostverlorenstraat 90a is abusievelijk niet meegenomen in het bestemmingsplan en daarmee onbewust onder het overgangsrecht geplaatst. De toelichting van het bestemmingsplan “Kostverlorenstraat” van 2003 onderschrijft vorenstaande, waarin expliciet is aangegeven dat niet handhavend zou worden opgetreden tegen de permanente bewoning van de recreatiewoning (zie bijlage 1).”

5.3.    De Afdeling is van oordeel dat in dit geval uit het geheel van feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan worden gesproken van uitlatingen of gedragingen waaruit [partij] het vertrouwen kon ontlenen dat hij zijn woning recreatief mocht verhuren. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het college heeft erkend dat [partij] gesprekken heeft gevoerd met een medewerker van de afdeling Omgevingsbeleid van de gemeente Zandvoort, waarbij telkens is gezegd dat het pand een recreatiewoning is die ook als zodanig kan worden gebruikt. Op de zitting heeft [partij] verder toegelicht dat [medewerker] op 11 september 2017 een e-mail aan de makelaar van de voormalig eigenaar van het pand heeft gestuurd, waarin staat dat [medewerker] op 5 september 2017 heeft toegezegd om de verleende bouwvergunning voor de recreatiewoning op het perceel en de toelichting behorende bij het bestemmingsplan “Kostverlorenstraat e.o.”, vastgesteld door de raad van de gemeente Zandvoort op 2 december 2003, toe te sturen. Daarnaast wordt in de e-mail de procedure voor het omzetten van een recreatiewoning naar een reguliere woning toegelicht. De e-mail van 15 januari 2018 en de brief van 13 februari 2018 moeten ook in die onderlinge samenhang bezien worden.

Wat betreft de stelling van [appellant] dat de gedane uitlatingen of gedragingen niet kunnen worden toegerekend aan het college omdat deze volgens hem slechts door iemand kunnen worden gedaan die werkzaam is voor de omgevingsdienst, heeft het college toegelicht dat de omgevingsdienst in mandaat uitvoeringstaken uitvoert van de gemeente Zandvoort. Dat de omgevingsdienst uitvoeringstaken op zich neemt, neemt niet weg dat het college het bevoegde orgaan is voor handhavingszaken.

Het college is verder van mening dat de gedane uitlatingen door [medewerker] liggen binnen de bevoegdheid van het college. De Afdeling ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Daarbij acht de Afdeling van belang dat [medewerker] werkzaam is voor de gemeente Zandvoort. De Afdeling volgt niet de stelling van [appellant] dat [partij] nader onderzoek had moeten doen naar de juistheid van de mededelingen van [medewerker].

[partij] mocht, gelet op het voorgaande, de gerechtvaardigde verwachting hebben dat de woning op het perceel een (recreatie)woning is die ook als zodanig gebruikt mag worden.

5.4.    Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Andere belangen, zoals het algemeen belang of de belangen van derden, kunnen zwaarder wegen.

Voor [appellant] is van groot belang dat er geen toeristische verhuur plaatsvindt op het perceel, omdat hij hier overlast van stelt te ondervinden. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van [appellant] weliswaar zwaar, maar behoefde dat belang voor het college niet doorslaggevend te zijn. Weliswaar heeft het college ten onrechte gesteld dat [appellant] de enige omwonende is die meldingen heeft gedaan van overlast, maar het enkele feit dat er nog een bewoner is die een melding heeft gedaan van overlast maakt niet dat het besluit tot afwijzing van het verzoek om handhaving onjuist is. Hierbij heeft het college mogen betrekken dat in de melding openbare ruimte van 30 april 2019 [appellant] slechts in algemene zin heeft gesteld dat hij overlast ondervindt en (brand)gevaar vreest als gevolg van de toeristische verhuur. Het college heeft daarom terecht kunnen oordelen dat geen sprake is van structurele of frequente overlast door de recreatieve verhuur van het perceel. Onder deze omstandigheden hoefde het college het algemeen belang bij handhaving en het belang van omwonenden zoals [appellant] niet zwaarder te laten wegen dan het belang van [partij] bij het honoreren van het bij hem gewekte vertrouwen.

Voor zover het betoog van [appellant] zo moet worden begrepen dat hij zich onder verwijzing naar de brief van 17 juni 2019 van de omgevingsdienst en de e-mail van 30 augustus 2017 van een medewerker van de gemeente Zandvoort in het kader van de belangenafweging beroept op het vertrouwensbeginsel, overweegt de Afdeling dat deze brief en deze e-mail niet kunnen worden aangemerkt als een toezegging of andere uitlating of gedraging waaruit [appellant] redelijkerwijs mocht afleiden dat permanente bewoning niet is toegestaan en het desbetreffende bouwwerk geen recreatiewoning betreft. Ook mocht [appellant] hieruit niet afleiden dat het college handhavend zou optreden tegen het desbetreffende bouwwerk.

5.5.    Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat door [partij] een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kon worden gedaan en het college zich op het standpunt mocht stellen dat handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.

Het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:1368

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *