ABRvS 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2377 – prioriteringsbeleid: feit dat handhavend optreden tegen andere gevallen “nog enige tijd kan duren” levert geen strijd op met gelijkheidsbeginsel

Print deze pagina

Gelijkheidsbeginsel

11.    Wille Vastgoed betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college had moeten afzien van handhavend optreden omdat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Zij voert daartoe aan dat in de omgeving van het voormelde perceel vele botenhuizen aanwezig zijn, met een vergelijkbare oppervlakte, uitstraling en gebruik en waarvoor op het moment van realisatie eveneens het bestemmingsplan “Uiterweg Plasoevers 2005” gold. Ter onderbouwing van haar betoog heeft Wille Vastgoed een aantal gevallen genoemd.

11.1.    Zoals uit het overwogene onder 8 volgt, maakt het plan “Woonarken” het niet mogelijk ter plaatse botenhuizen te realiseren. Verder staat vast dat aan een deel van de door Wille Vastgoed genoemde percelen binnen het plangebied van dit plan andere bestemmingen aan de gronden zijn toegekend dan ter plaatse van het perceel. Verder is de omvang van het voorliggende botenhuis met een oppervlakte van 175 m2 relatief groot in vergelijking tot andere gevallen.

In het licht van het voorgaande heeft het college naar het oordeel van de Afdeling toereikend gemotiveerd dat een groot deel van de door Wille Vastgoed genoemde gevallen niet gelijk zijn met haar situatie. Wille Vastgoed heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven voor een ander standpunt.

11.2.    Voor zover wel sprake is van gelijke gevallen, heeft het college ten aanzien van het voorliggende botenhuis toegelicht dat – zoals eveneens onder 1 staat vermeld – in 2013 is geconstateerd dat het botenhuis in strijd met het bestemmingsplan “Uiterweg Plasoever 2005” zonder omgevingsvergunning was gerealiseerd ter hoogte van en parallel aan de woonark ter plaatse van het perceel. In vervolg hierop heeft het college zowel in 2014 als in 2015 Wille Vastgoed erop gewezen dat de realisering van het botenhuis in strijd is met het bestemmingsplan. In het handhavingsbeleid staat dat botenhuizen een lage prioritering hebben en woonarken een hoge prioritering. Nu het botenhuis van Wille Vastgoed ter plaatse ligt van een woonark, en woonarken een hoge prioritering in het handhavingsbeleid hebben, heeft het college reden gezien in het voorliggende geval handhavend op te treden tegen het voortduren van de aanwezigheid van het botenhuis in strijd met het bestemmingsplan.

Het op deze manier uitvoering geven aan de handhavingstaak is in overeenstemming met de jurisprudentie van de Afdeling. Zoals blijkt uit onder meer de uitspraak van 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1425, onder 13.1, is prioriteringsstelling toegestaan om in het kader van doelmatige handhaving onderscheid te maken in de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak. Uit hetgeen het college ter zitting heeft toegelicht blijkt dat zij ook tegen andere, mede op de overgelegde genoemde, botenhuizen, handhavend zal optreden, ook al kan dit in het licht van de aangehouden prioritering nog enige tijd kan duren. In hetgeen Wille Vastgoed heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond om te twijfelen aan de juistheid van deze mededelingen van het college.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@122712/201906551-1-r1/

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *