Afdeling nuanceert formele rechtskracht!

Print deze pagina

Het hing al even in de lucht, maar nu is het er toch officieel van gekomen: de Afdeling nuanceert de leer van de formele rechtskracht bij de invordering van dwangsommen en het kostenverhaal bij bestuursdwang.

Te laat is te laat

De leer van de formele rechtskracht houdt in dat als een besluit eenmaal onaantastbaar is, niet meer ter discussie kan worden gesteld of dat besluit rechtsgeldig of rechtmatig is. Dat betekent dat als een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang onaantastbaar (‘onherroepelijk’) wordt, de inhoud daarvan gewoon vaststaat. Als vervolgens wordt geprocedeerd over de invordering van de dwangsom of het verhaal van de kosten van bestuursdwang, dan wordt van de juistheid van de last uitgegaan. ‘Te laat is te laat’.

Dat leverde soms problemen op – voornamelijk als de last evident niet rechtmatig was. Dan kon het bestuursorgaan immers (gelet op de formele rechtskracht) in feite een dwangsom invorderen die hem eigenlijk niet toekwam. Hetzelfde gold voor het kostenverhaal bij bestuursdwang.

… Maar nu is er een ontsnappingsluikje

De Afdeling kon met die stand van zaken niet leven en kiest er nu voor om in dit soort gevallen toch niet al te strikt meer de formele rechtskracht te hanteren. Zo overweegt de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2019:466):

  • “Mede gelet op de conclusie van staatsraad advocaat-generaal Wattel van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1152, genomen in zaak nr. 201605406/2/A1, welke zaak niet tot een uitspraak heeft geleid omdat het hoger beroep in die zaak is ingetrokken, overweegt de Afdeling dat een belanghebbende in de procedure tegen de invorderingsbeschikking of de kostenverhaalsbeschikking in beginsel niet met succes gronden naar voren kan brengen die hij tegen de last onder dwangsom of last onder bestuursdwang naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dit kan slechts in uitzonderlijke gevallen. Een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld worden aangenomen indien evident is dat er geen overtreding is gepleegd en/of betrokkene geen overtreder is.”

Dit betekent dat bij gevallen waarin evident is dat de last onrechtmatig is, dat een reden is om de overheid te dwingen om af te zien van invordering.

Wat is nu de praktische betekenis hiervan?

Tegelijkertijd kunnen we constateren dat dit eigenlijk vrijwel nooit het geval zal zijn. Al is het maar dat de Afdeling een duidelijk signaal geeft door tegelijkertijd in drie zaken te oordelen dat van een uitzonderlijk geval in die gevallen geen sprake is. Dat doet de Afdeling met een vrij summiere overweging: “ [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat hier sprake is van een uitzonderlijk geval in vorenvermelde zin.”

Los van de vraag of de Afdeling per ongeluk een woordenboek uit 1910 heeft opengeslagen voor het schrijven van deze uitspraak (‘vorenvermelde’ – hoe archaïsch wil je het hebben?), blijkt uit deze afdoening dat de praktische betekenis van de uitzondering heel beperkt gaat zijn. Als het één geval op jaarbasis betreft waarin deze uitzondering zal worden toegepast, zal het veel zijn.

Meer rechtvaardigheid, maar vooral ook meer papier

Volgens mij heeft het vooral als consequentie dat iedere advocaat die zijn zout waard is niet heel veel anders kan dan (als er enige twijfel mogelijk is over de rechtmatigheid van die last) telkens de last ter discussie te gaan stellen in het kader van de procedure tegen de invorderingsbeschikking of kostenverhaalbeschikking – met de stelling dat die last evident onrechtmatig is. Ook lijkt het mij dat de advocaat vanaf nu niet heel veel anders kan dan zijn cliënt te adviseren om bij twijfel over de rechtmatigheid van de last toch maar te gaan procederen tegen de invorderingsbeschikking – ook al is de last al onaantastbaar.

De Afdeling heeft op deze manier dus alle handhavingsprocedures in één klap een stuk omvangrijker en tijdrovender gemaakt, terwijl de winst qua rechtvaardigheid gemeten zal moeten worden op de vierkante millimeter. Maar dat is maar mijn mening – er zullen zonder meer veel reacties zijn die dit wél een goede ontwikkeling vinden omdat de rechtvaardigheid hiermee wordt gediend. Voel je vrij om je te uiten in de comments hieronder!

Over de auteur

Thomas Sanders is advocaat bij AKD advocaten te Breda en Eindhoven. Hij is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden op het gebied van het handhavingsrecht en het invorderingsrecht. Zijn praktijk richt zich op het bijstaan van overheden en bedrijven in (vaak omgevingsrechtelijke) handhavingsgeschillen en de handhaving van de openbare orde. Vragen? Neem contact op via tsanders@akd.nl of LinkedIN.

Print deze pagina