CBb 14 maart 2023, ECLI:NL:CBB:2023:133 – Is er doorzocht in plaats van zoekend rond gekeken en daardoor onrechtmatig bewijs verkregen? Nee, want appellant heeft dat met enkele suggestie onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Print deze pagina

Last onder dwangsom

6.3.1

Op grond van artikel 8.5 van de Wet dieren is verweerder bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in die wet. Artikel 5:32, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. Voordat verweerder kan overgaan tot het daadwerkelijk opleggen van een last onder dwangsom moet sprake zijn van een overtreding. Het College zal hieronder ingaan op de vraag of verweerder terecht een last onder dwangsom heeft opgelegd omdat appellant artikel 3.22, eerste lid, en artikel 3.23 van de Regeling dierlijke producten, in samenhang met artikel 3.4, eerste lid, van de Wet dieren, artikel 2.16, aanhef en onder a, van het Bhd en artikel 29, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren heeft overtreden.

6.3.2

Uitgangspunt is dat een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan van de bevindingen in een controlerapport, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde controleur en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Het ligt op de weg van degene bij wie de controle is verricht om aannemelijk te maken dat de bevindingen niettemin onjuist zijn (zie de uitspraak van het College van 27 september 2022, ECLI:NL:CBB:2022:656, onder 6.3).

6.3.3

Appellant bestrijdt niet dat de in het rapport geconstateerde overtredingen hebben plaatsgevonden. Hij voert aan dat verweerder de vermelding in het dwangsombesluit dat bij de controles op 22 januari en 3 februari 2020 een dierenarts aanwezig was ten onrechte afdoet als een verschrijving. Het College is van oordeel dat verweerder deze vermelding terecht heeft aangemerkt als een verschrijving en dat een verschrijving in het dwangsombesluit geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van het rapport. Uit het rapport zelf blijkt namelijk niet dat er een dierenarts bij de controles aanwezig was. Verder voert appellant aan dat uit het rapport niet valt op te maken hoe de situatie in de stal was voordat de politie deze betrad en doorzocht. Er is daarom volgens appellant niet met zekerheid te zeggen dat de kadavers van de varkens niet afgedekt waren en dat er niet voor was gezorgd dat de kadavers niet bereikbaar waren voor vogels, knaagdieren, honden en katten. De omstandigheid dat uit het rapport niet valt op te maken hoe de situatie in de stal was voordat de politie deze betrad en doorzocht, vormt evenmin reden om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen zoals die zijn vastgelegd in het rapport. Toezichthouders hebben op het moment van de controle vastgesteld dat de kadavers van de varkens niet afgedekt waren. Op dat moment was er dus sprake van een overtreding. Voor zover appellant bedoelt te betogen dat de overtreding hem niet kan worden verweten, slaagt dat betoog niet. Appellant heeft immers niet gesteld dat hij de kadavers wél heeft afgedekt. De suggestie dat de politie wellicht tijdens de doorzoeking van de stal het deksel van de ton heeft gehaald en afdekmateriaal heeft verwijderd is door appellant niet nader – bijvoorbeeld met foto’s of verklaringen van werknemers – onderbouwd. Daarnaast is op de foto’s van de kadavers die bij het rapport zijn gevoegd ook geen deksel of afdekzeil te zien. Verweerder mocht dus uitgaan van het rapport en heeft op grond daarvan terecht de hierboven onder 6.3.1 genoemde overtredingen vastgesteld. Verweerder was dan ook bevoegd om daarvoor een last onder dwangsom op te leggen.

Hoogte van de dwangsom

6.4.1

Uit het derde lid van artikel 5:32b van de Awb volgt dat de dwangsom in redelijke verhouding dient te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. In dit geval heeft verweerder aan de last een dwangsom van
€ 1.500,- per overtreding van de last onder dwangsom verbonden met een maximum van
€ 4.500,-. Appellant voert aan dat hij deze bedragen onredelijk hoog vindt en dat hij de dwangsommen niet kan betalen, omdat hij en zijn echtgenote moeten rondkomen van een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

6.4.2

In zijn verweerschrift heeft verweerder aangevoerd dat de dwangsombedragen, gelet op de ernst van de overtredingen met betrekking tot de diergezondheid en het dierenwelzijn, over het algemeen door hem worden gehanteerd en niet te hoog zijn. Daarnaast moet de hoogte van de dwangsom volgens verweerder een voldoende prikkel zijn om een overtreder te bewegen om binnen de begunstigingstermijn aan de opgelegde last te voldoen. Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht dat hij zich bij de bepaling van de hoogte van de dwangsommen baseert op intern (niet gepubliceerd) beleid, waarbij voor de dwangsombedragen in beginsel wordt aangesloten bij de boetecategorieën die zijn vastgesteld voor de verschillende overtredingen van de normen van op het gebied van dierenwelzijn.

6.4.3

Ten aanzien van de hoogte van de dwangsom per overtreden voorschrift ziet het College geen aanleiding om te oordelen dat verweerder de boetecategorieën niet als richtlijn had mogen nemen (zie ook de uitspraak van het College van 9 augustus 2022, ECLI:NL:CBB:2022:513, onder 12.3). Appellant heeft in beroep ook niet uiteengezet waarom het bestreden besluit op dit punt niet juist zou zijn, maar heeft volstaan met de opmerking dat hij zijn bezwaar tegen de hoogte van de dwangsommen handhaaft. Het College ziet verder, gelet op de ernst van de overtredingen met betrekking tot de diergezondheid en het dierenwelzijn en het grote aantal varkens waarom het gaat, ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de dwangsommen lager had moeten vaststellen. Dat appellant en zijn echtgenote moeten rondkomen van een AOW-uitkering en de verbeurde dwangsommen niet kunnen betalen, is door appellant pas ter zitting te berde gebracht en niet verder onderbouwd, zodat het College alleen al daarom aan deze stelling zal voorbijgaan. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:CBB:2023:133

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *