CBb 21 maart 2023 ECLI:NL:CBB:2023:141, “Laat mijn met rust” op envelop met LoD schrijven en deze retour sturen aan bestuursorgaan is onvoldoende om te spreken van een bezwaar.

Print deze pagina

Is het bezwaar tegen de last onder dwangsom terecht niet-ontvankelijk verklaard?
8.1

[naam 1] betoogt dat uit de aantekening op de envelop wel degelijk blijkt dat hij het niet eens is met het besluit en dat dit had moeten worden aangemerkt als bezwaarschrift. De gronden die later door de gemachtigde van [naam 1] zijn aangevoerd hadden daarom niet gepasseerd mogen worden. De minister is daar ten onrechte niet inhoudelijk op ingegaan in het bestreden besluit. Op de zitting heeft de gemachtigde van [naam 1] aangegeven dat [naam 1] op leeftijd is en alleenstaand. Het is zijn ervaring als gemachtigde dat [naam 1] het lastig vindt om te communiceren. [naam 1] draagt zijn bedrijf en zijn dieren een warm hart toe en had toentertijd heel erg het gevoel dat hij werd tegengewerkt door de overheid. Volgens de gemachtigde moet dit ook duidelijk zijn geweest bij de minister. Deze had [naam 1] , gegeven deze omstandigheden, dan ook in de gelegenheid moeten stellen om gronden van bezwaar aan te voeren.
8.2.1

Het College oordeelt dat de minister de aantekening op de envelop terecht niet heeft aangemerkt als bezwaarschrift tegen de last onder dwangsom.

Of een schrijven een bezwaarschrift is in de zin van artikelen 6:4 en 7:1 van de Awb, is onder meer afhankelijk van de bewoordingen en de strekking daarvan. De aantekening “Laat mijn met rust” op de envelop is erg kort en gaat niet inhoudelijk in op het besluit in de envelop. Uit deze woorden kan niet worden afgeleid dat [naam 1] het niet eens was met de last onder dwangsom en daartegen bezwaar wilde maken. De woorden zouden bijvoorbeeld ook kunnen betekenen dat [naam 1] juist geen enkel contact met de minister wenste.
8.2.2

Dit betekent dat van een binnen de bezwaartermijn ingediend bezwaarschrift tegen de last onder dwangsom geen sprake is. De minister heeft de na het verstrijken van de bezwaartermijn door de gemachtigde van [naam 1] op 27 februari 2020 gestuurde e-mail, waarin wordt betoogd dat de aantekening op de envelop aangemerkt moet worden als pro-forma bezwaarschrift, dan ook terecht niet aangemerkt als aanvulling op een tijdig gemaakt bezwaar, maar als zelfstandig bezwaarschrift. Dit bezwaarschrift is ingediend (lang) na het verstrijken van de bezwaartermijn. Er is geen reden om aan te nemen dat [naam 1] met deze late indiening van het bezwaarschrift redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. [naam 1] kon op eenvoudige wijze kennis nemen van de bezwaarmogelijkheid, omdat in de rechtsmiddelenclausule die is opgenomen onderaan de last onder dwangsom, duidelijk is uitgelegd dat hij, als hij het niet eens is met de last, daartegen bezwaar kan maken en hoe en waar hij dat kan doen. Het College gaat ervan uit dat [naam 1] in staat was dit te begrijpen. Dat [naam 1] wel in staat is om tegen een besluit waarmee hij het niet eens is, bezwaar te maken kan worden afgeleid uit het feit dat hij wel tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het invorderingsbesluit dat hierna zal worden behandeld. De minister heeft het bezwaar tegen de last onder dwangsom dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
8.2.3

Het beroep van [naam 1] , voor zover dat is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen de last onder dwangsom, slaagt niet. Dat betekent dat de last onder dwangsom onherroepelijk is.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:CBB:2023:141

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *