Rb. Den Haag 15 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3551 – ten onrechte preventieve handhaving tegen bouw 38 vakantiebungalows. Geen aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid.

Print deze pagina

Is sprake van een “aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid”?

8. Eiser weet dat het bouwen van 38 vakantiebungalows op het perceel niet binnen het huidige bestemmingsplan past, maar hij vindt dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat hij zomaar, zonder vergunning, met de bouw van bungalows van start gaat. Hij betoogt dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door een derde geplaatste advertentie op Marktplaats. De advertentie is zonder zijn medeweten geplaatst door een mogelijk geïnteresseerde partij die overweegt om het perceel van hem te kopen. In de advertentie zijn dan ook geen gegevens van eiser terug te vinden. Hij wijst erop dat hij een professionele partij is die heel goed weet dat zonder omgevingsvergunning niet mag worden gebouwd op het perceel. Eiser geeft verder aan dat hij nog nooit iets illegaals heeft gebouwd en dat niets erop wijst dat hij dit alsnog zal doen. Tot slot wijst hij op het advies van de regionale commissie bezwaarschriften, waarin staat dat in de (vermeende) uitlatingen van eiser, de advertentie op Marktplaats en zijn eigen verklaringen geen grond kan worden gevonden voor het oordeel dat het gevaar voor overtreding klaarblijkelijk dreigt.

9. Verweerder ziet dit anders en vindt dat de door of namens eiser verrichte handelingen en zijn uitlatingen en verklaringen wel degelijk met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aantonen dat hij voornemens is te starten met het verrichten van illegale bouwwerkzaamheden. Verweerder houdt hierbij rekening met de volgende handeling en verklaringen:

o De advertentie op Marktplaats.

o Ingediende zienswijzen bij (ontwerp)bestemmingsplannen.

o Verklaringen tegen medewerkers van de gemeente en tegen derde-partij.

10. Artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt als volgt:
“Een herstelsanctie kan worden opgelegd zodra het gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt.”

11. Uit deze bepaling volgt volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat een besluit tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom slechts kan worden genomen als zich een gevaar voordoet van een overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden. Een preventieve last onder dwangsom kan daarom alleen worden opgelegd als het een nieuwe, nog niet gepleegde overtreding betreft.1 Het gaat hier om een ingrijpende bevoegdheid, die blijkens de wetsgeschiedenis slechts in bijzondere gevallen kan worden gebruikt.2

12. Uit de rechtspraak van de Afdeling kan verder worden afgeleid dat een bestuursorgaan de “aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” bijvoorbeeld kan baseren op verklaringen van de mogelijke potentiële overtreder3 of op gedragingen uit het verleden.4 Dat iemand te kennen heeft gegeven het niet eens te zijn met bepaalde geboden, geeft volgens deze rechtspraak onvoldoende grond voor het oordeel dat hij zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet aan de geboden zal houden.5 De “aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” kan ook worden gebaseerd op het handelen van de mogelijke overtreder. Zolang de werkzaamheden ter plaatse echter ook nog kunnen resulteren in een legaal eindresultaat is van een klaarblijkelijk gevaar niet snel sprake.6 Hetzelfde geldt wanneer er nog heel veel werk moet worden verzet voordat daadwerkelijk sprake is van een overtreding.7

13. Het is aan verweerder om te onderbouwen dat zich een gevaar voordoet van een overtreding van het bestemmingsplan die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder daar niet in geslaagd.
Daartoe is allereerst van belang dat zowel bij het toezicht op 23 maart 2020 als op
11 mei 2020 is geconstateerd dat er geen start is gemaakt met bouwwerkzaamheden. Verweerder heeft te kennen gegeven dat ook nadien niet is gebleken van een start met (voorbereidende) bouwwerkzaamheden. Aan de advertentie op Marktplaats komt naar het oordeel van de rechtbank niet de betekenis toe die verweerder daaraan toekent. Verweerder stelt terecht dat deze advertentie onjuiste informatie bevat en dat deze veel vragen oproept. Ook op zitting is de rechtbank, ondanks doorvragen hierover, onduidelijk gebleven wat de precieze verhouding tussen eiser en [naam 2] was en hoe hun contacten en/of afspraken eruitzagen. Verweerder geeft echter toe dat niet vaststaat dat de advertentie door of in opdracht van eiser is geplaatst. In het licht hiervan geeft de advertentie onvoldoende reden voor het oordeel dat het gevaar bestaat dat eiser met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een overtreding zal plegen op het perceel (door vakantiebungalows te bouwen zonder dat hij daarvoor een vergunning heeft). De verklaringen die aan eiser worden toegeschreven geven geen reden voor een ander oordeel. Los nog van de discussie tussen partijen over wat er is gezegd en bedoeld, maken uitlatingen van eiser over wat hij op zijn perceel zou kunnen of willen doen, nog niet dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat hij zich niet aan de ter plekke geldende regelgeving zal houden. Hetzelfde geldt voor de – lang geleden – door eiser ingediende zienswijzen.

14. Deze beroepsgrond slaagt.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:3551

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *