Rb. Gelderland 10 mei 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2657 – Dat een toezichthouder opschrijft dat er sprake is van een overtreding, betekent niet dat het BO die conclusie moet overnemen. BO moet zelf ook toetsen. Controle methode ondeugdelijk. Er mag maximaal 8 uur worden puingebroken, maar er is maar 7 uur gecontroleerd zodat nooit vastgesteld had kunnen worden of te lang puin werd gebroken.

Print deze pagina

Constateringen in Geluidmeetrapport

5.1.

Eiser stelt dat het college alleen al had moeten handhaven, omdat uit het Geluidmeetrapport1 volgt dat de toezichthouder heeft geconstateerd “dat de breker en de zeef 9,5 uur aan het breken en zeven zijn. Hiermee wordt niet voldaan aan voorschrift 2.6.1 en 8.3.2 van de vigerende vergunning.” Dit rapport voldoet aan de bewijsregels uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.2

Verder volgt uit het Geluidmeetrapport dat de toezichthouder in de dagperiode tussen 7.00-19.00 uur aanwezig is geweest, zodat hij ook feitelijk heeft kunnen constateren dat langer dan 8 uur is puin gebroken.

Uit het Geluidmeetrapport volgt verder dat de aggregaat nog aan stond in de pauzes. Omdat de aggregaat onderdeel is van de puinbreekinstallatie, moet deze tijd meetellen als puinbreken. Ook volgt uit het rapport dat de puinbreekinstallatie niet op de vergunde plek stond.

5.2.

Het college heeft in het bestreden besluit afgezien van handhaving, omdat “de conclusie die in het rapport is getrokken, niet getrokken had mogen worden.” Die conclusie kan namelijk niet uit het Geluidmeetrapport worden getrokken, omdat de metingen niet langer dan 8 uur hebben plaatsgevonden en de toezichthouder op 11 juni 2020 ook niet de hele dag aanwezig is geweest. Verder heeft de toezichthouder later zelf in een e-mail van 16 maart 2023 verklaard dat “de conclusie fout is” en dat “9,5 uur nooit uit de bijlage kan komen want zolang is er niet aaneen stuk gemeten” en “waar de 9,5 uur vandaan komt weet ik niet maar slaat nergens op”.

5.3.

De rechtbank oordeelt dat als een toezichthouder in een rapport opschrijft dat sprake is van een overtreding dat nog niet per definitie betekent dat het college er van uit moet gaan dat sprake is van een overtreding. Voordat het college zich mag baseren op een conclusie in een deskundigenrapport, moet het college zich er namelijk eerst zelf van vergewissen of dat rapport zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering begrijpelijk is en de getrokken conclusies daar op aansluiten.3 Dat heeft het college hier gedaan en daarbij heeft het college geconcludeerd dat het rapport niet kan worden gebruikt als onderbouwing dat er een overtreding heeft plaatsgevonden.

Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college deze conclusie niet heeft mogen trekken. Dat een toezichthouder de hele dagperiode aanwezig is geweest, volgt niet uit het Geluidmeetrapport en is ook in de latere e-mail van de toezichthouder weersproken. Verder staat vast dat de geluidmetingen niet langer dan 8 uur hebben plaatsgevonden, zodat het rapport niet kan dienen als onderbouwing dat langer dan 8 uur puin is gebroken. Dat de aggregaat in de pauzes aan stond, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat op dat moment ook sprake was van overtreding van de vergunningvoorschriften in de vorm van “puin breken”. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat de puinbreker niet op de vergunde plek stond, geen onderdeel is geweest van het handhavingsverzoek. Omdat een handhavingsverzoek na het besluit daarop niet meer mag worden uitgebreid kan dit niet leiden tot de conclusie dat het college ten onrechte het handhavingsverzoek heeft afgewezen.4

Deze beroepsgrond slaagt niet.

Controles representatief?

6.1.

Eiser stelde in zijn beroepschrift dat uit de geluidmetingen uit het Geluidmeetrapport kon worden afgeleid dat meer dan 8 uur was puin gebroken. Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij bedoelt dat de controles niet representatief waren, omdat minder dan 8 uur is gemeten, zodat op basis van die metingen nooit had kunnen worden vastgesteld dat sprake was van overtredingen van de vergunningvoorschriften.

6.2.

De gemachtigde van de derde-partij heeft op de zitting gesteld dat deze beroepsgrond voor het eerst op de zitting, en dus te laat, is aangevoerd. De rechtbank behandelt deze beroepsgrond desondanks inhoudelijk, omdat deze beroepsgrond in het verlengde ligt van de al aangevoerde beroepsgronden en partijen hier op zitting op hebben kunnen reageren en dat ook hebben gedaan.

6.3.

Hoewel niet in elke zaak van een bestuursorgaan wordt verwacht dat het naar aanleiding van een handhavingsverzoek elke dag controleert, is wel vereist dat het aantal controles representatief is en dat de wijze van toezichthouden die door een bestuursorgaan wordt gekozen, deugdelijk is.5

6.4.

Tussen partijen is niet in geschil dat op 10 en 11 juni 2020 niet (minimaal) 8 uur is gemeten of puin werd gebroken en dat ook niet alle metingen gericht waren op vaststellen hoe lang puin werd gebroken. Partijen zijn het er ook over eens dat op basis van deze metingen en waarnemingen eigenlijk niet had kunnen worden vastgesteld dat langer dan 8 uur puin is gebroken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de controles daarom niet representatief geweest. De beroepsgrond slaagt. Toch leidt dit niet tot een andere uitkomst, omdat het handhavingsverzoek alleen zag op de duur van het puinbreken op 10 en 11 juni 2020. Het college opdragen om een nieuw besluit te nemen heeft geen zin, omdat nu niet meer kan worden vastgesteld of op die dagen langer dan 8 uur is puin gebroken.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBGEL:2023:2657

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *