Rb. Limburg 14 april 2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:2536 – is er een handhavingsgrondslag voor gemeenten om te handhaven tegen wilde runderen die de weg oversteken? (Nee).

Print deze pagina

6.2.

In het bestreden besluit is verweerder tot de conclusie gekomen dat in het bepaalde in artikel 51, eerste lid, van het RVV 1990 geen grondslag is gelegen voor toewijzing van het verzoek om handhaving van eiser, omdat dit artikel niet wordt overtreden. Verweerder verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank van 12 augustus 2020, zoals hiervoor in rechtsoverweging 3.2 is vermeld, waarin is geoordeeld dat de runderen die loslopen op de [adres] niet aangemerkt kunnen worden als vee en artikel 51 dus niet van toepassing is. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder. De rechtbank ziet geen aanleiding om nu anders te oordelen over artikel 51 van het RVV 1990 dan in de uitspraak van 12 augustus 2020 is gedaan. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat uit artikel 51 van het RVV 1990 niet mag worden afgeleid dat nu tamme runderen (vee) niet zonder toezicht op de weg los mogen lopen, dit verbod zeer zeker voor wilde runderen geldt, omdat deze een veel groter risico vormen voor de verkeersveiligheid dan tamme runderen. Artikel 51 van het RVV 1990 is door de wetgever alleen opgemaakt voor vee en niet voor andere categorieën van dieren. De specifieke vraag of wilde runderen zonder toezicht op de weg los mogen lopen, is tot dusver niet in enig wettelijk voorschrift beantwoord en door de wetgever geregeld. Verweerder kan dan ook niet handhavend optreden, nu er geen wettelijk voorschrift wordt overtreden.

6.3.

Vervolgens heeft verweerder onderzocht of artikel 2:62 van de APV grondslag kan bieden voor handhaving. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is. Deze bepaling uit de APV ziet ook op “vee”. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht ook hier aansluiting heeft gezocht bij de hiervoor genoemde uitspraak van deze rechtbank van 12 augustus 2020, in die zin dat in het onderhavige geval de runderen, die gebruik maken van de oversteek op de [adres] , niet kunnen worden beschouwd als vee met als gevolg dat artikel 2:62 van de APV eveneens niet van toepassing is. Er is dus geen overtreding van dit voorschrift.

6.4.

Gelet op voornoemd oordeel komt de rechtbank aan bespreking van het door verweerder ingenomen subsidiaire standpunt ten aanzien van artikel 2:62 van de APV niet toe.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBLIM:2023:2536

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *