Rb. Oost-brabant 14 augustus 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:4021 – boete in strijd met lex certa, andere boete levert eendaadse samenloop op.

Print deze pagina

Overtredingen 1 en 6

11. De minister heeft erop gewezen dat bij de elektronische indiening van de Vervoersbewijzen Dierlijke Meststoffen (VDM) een verkeerde loslocatie Zuiddorpe (silonummer [nummer] is opgegeven, omdat daadwerkelijk is gelost in Heiningen ( [nummer] , vier vrachten) of in Zuurdijk ( [nummer] , drie vrachten). Dat betekent dat de elektronisch ingediende VDM’s in zoverre niet naar waarheid zijn ingediend (overtreding 6). Omdat deze zeven vrachten ook zijn opgenomen in de H1-staat van silo [nummer] , betekent dit dat de H1-staat evenmin naar waarheid is bijgehouden (overtreding 1). Bij het bestreden besluit heeft de minister met inachtneming van het matigingsbeleid voor overtreding 6 met toepassing van feitcode M311 een boete opgelegd van in totaal (7x € 300 x 50%=) € 1.050,- en daarnaast voor overtreding 1 met toepassing van feitcode M161 ook een boete opgelegd van in totaal (7x € 300,- x 50%=) € 1.050,-.

11.1

In beroep heeft eiseres erkend dat de VDM’s en H1-staat niet naar zijn waarheid zijn ingevuld. Eiseres heeft evenmin betwist dat zij de overtredingen 1 en 6 heeft begaan. Eiseres stelt echter dat het bij de overtredingen van de beide feitcodes gaat om hetzelfde feitencomplex en om één wilshandeling, dat de ene feitcode noodzakelijkerwijs voortvloeit uit de andere en dat het bestreden besluit daarom in zoverre in strijd is met het verbod op ne bis in idem.

11.2

Naar aanleiding van deze beroepsgrond heeft de minister gesteld dat geen sprake is van samenloop of een voortgezette handeling of een zodanige samenhang tussen de overtredingen 1 en 6 dat die als één overtreding moeten worden gezien. De ene overtreding volgt ook niet uit de andere, de overtredingen kunnen los van elkaar worden gepleegd. De minister handhaaft daarom het standpunt dat de boetes meervoudig kunnen worden opgelegd. Omdat bij overtreding 1 sprake is van een menselijke registratie-fout, omdat op de fysieke VDM’s wel de juiste registratie is vermeld, omdat geen sprake was van opzet en omdat eiseres haar werkwijze direct heeft aangepast, volstaat de minister in het verweerschrift alsnog met één boete, waarbij het totale bedrag voor deze overtredingen wordt gematigd met € 900,-.

11.3

De rechtbank overweegt dat voor de vraag of sprake is van samenloop of voortgezette handeling volgens vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) aansluiting moet worden gezocht bij de rechtspraak van de Hoge Raad (HR). In zijn arrest van 20 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1111) heeft de HR enige algemene overwegingen over de eendaadse samenloop en de voortgezette handeling gegeven. De overwegingen uit dit arrest laten zich als volgt samenvatten. De eendaadse samenloop en de voortgezette handeling vervullen een wezenlijke functie bij het voorkomen van onevenredige aansprakelijkheid en bestraffing in geval van gelijktijdige berechting van sterk samenhangende strafbare feiten. Voor de eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Voor de voortgezette handeling komt het erop aan of de verschillende bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het “wilsbesluit”) zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt.

11.4

Tijdens de zitting heeft eiseres gesteld dat als een foutief silonummer wordt ingevoerd, deze opgave ook automatisch in de H1-staat wordt geregistreerd. De minister heeft de juistheid van deze stelling bevestigd. De rechtbank oordeelt dat deze vaststelling betekent dat sprake is van opvolgende gedragingen, die zo nauw met elkaar samenhangen dat daarvan één verwijt wordt gemaakt zoals bedoeld in de rechtspraak, die is vermeld in de vorige overweging. Steun voor dat oordeel vindt de rechtbank ook in de formulering in het bestreden besluit, waarin is vermeld dat de onjuist opgegeven vrachten ‘tevens’ zijn opgenomen in de H1-staat.

[…]

Overtreding 5

14. Bij het bestreden besluit heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eiseres als afnemer artikel 53, tweede en derde lid, en artikel 54 van het Uitvoeringsbesluit, in samenhang met artikel 61 en 62 van de Uitvoeringsregeling (feitcode M303) heeft overtreden omdat 7 VDM’s niet naar waarheid zijn opgemaakt door op die vervoersbewijzen ten onrechte opmerkingscode 37 te (laten) vermelden.

14.1

Eiseres heeft in beroep gesteld dat zij slechts afnemer was van de vrachten en dat de vervoerder de onjuiste opmerkingscode heeft ingevuld.

14.2

Bij de beoordeling van overtreding 5 en de naar aanleiding daarvan opgelegde boete stelt de rechtbank voorop dat het lex certa-beginsel, dat onder meer besloten ligt in artikel 7 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, van de wetgever verlangt dat hij met het oog op de rechtszekerheid op een zo duidelijk mogelijke wijze de verboden gedragingen omschrijft (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het CBb van 22 februari 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BV6713).

14.3

Tijdens de zitting heeft de minister toegelicht dat de opmerkingscode 37 betrekking heeft op het deel van het VDM-formulier, dat de afnemer moet invullen en ondertekenen.

14.4

De rechtbank stelt vast dat een VDM-formulier is ingericht met een afzonderlijke rubriek ‘Opmerkingen’, waarbij het cijfer 4 is geplaatst. Uit de opmaak van het formulier, dat is voorzien van dikke donkere lijnen langs de delen die respectievelijk door de leverancier (deel 1), vervoerder (deel 2) en afnemer (deel 3) moeten worden ingevuld, kan echter niet eenduidig worden vastgesteld dat het deel 4 met ‘Opmerkingen’ betrekking heeft op de afnemer, zoals de minister tijdens de zitting heeft gesteld. De boekhouder van eiseres heeft tijdens de zitting opgemerkt dat hij niet bekend is met de opmerkingscode 37 en dat hij er ook nooit mee te maken heeft gehad.

14.5

Uit dit samenstel van omstandigheden leidt de rechtbank af dat het voor een belanghebbende als eiseres niet duidelijk te voorzien is wanneer het gedrag of nalaten met betrekking tot opmerkingscode een overtreding oplevert en daarmee beboetbaar is. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit daarom in strijd is met het uitgangspunt “nulla poena sine lege certa”, voor zover dit betrekking heeft op overtreding 5. De op die overtreding gebaseerde boete van in totaal € 1.050,- komt daarom te vervallen.

[…]

15.2

Omdat in de omschrijving van de overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, schuld in de zin van verwijtbaarheid geen bestanddeel is, hoeft de verwijtbaarheid van de overtreding niet te worden bewezen, maar mag deze worden verondersteld als het daderschap vaststaat. Op grond van artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) legt het bestuursorgaan geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten. Als de overtreder zich met succes kan beroepen op bijzondere omstandigheden waardoor hem geen enkel verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan hem daarom geen bestuurlijke boete worden opgelegd.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBOBR:2023:4021

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *