Rb. Oost-brabant 8 februari 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:452 – voorzieningenrechter dwingt B&W om handhavend op te treden tegens gemeente wegens illegale bouw huisvesting ontheemden. Gelast B&W om een LoD op te leggen en bepaalt de modaliteiten daarvoor.

Print deze pagina

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op het niet onaannemelijke risico voor parkeeroverlast, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college in het bestreden besluit ten onrechte heeft besloten om niet handhavend op te treden vanwege een concreet zicht op legalisatie. Dit is aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter houdt hierbij rekening met de volgende omstandigheden en belangen en neemt het volgende in aanmerking.

 Het college heeft aangegeven dat vanwege het sluiten van de locatie Hoevenbraak in [woonplaats] per 1 juli 2024 60 van de 144 woningen nodig zijn. In verband met de sluiting van de opvanglocatie in het voormalig klooster aan de Deken van Miertstraat in Veghel en de opvanglocatie aan de Watersteeg, in de voormalige Rabobank en de woning aan de Zwembadweg en de bestaande behoefte aan opvang zijn er op korte termijn ongeveer 100 woningen nodig. De voorzieningenrechter ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de dringende behoefte aan opvang al neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat 60 woningen pas nodig zijn per 1 juli 2024. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor die tijd een besluit over de aanvraag omgevingsvergunning moet kunnen worden genomen.

 De ingekochte woningen worden gerealiseerd in blokken van 48 woningen. Meijerij wil de woningen zoveel mogelijk plaatsen in één bouwstroom.

 De voorzieningenrechter gaat er vooralsnog niet van uit dat er meer dan één auto per woning nodig is. In dat geval zijn 120 parkeerplaatsen op de locatie in ieder geval voldoende om in de parkeerbehoefte van 96 woningen (2×48) te voorzien.

 De voorzieningenrechter gaat uit van de rechtmatigheid van het besluit van GS op het bezwaar tegen de positieve weigering omdat hiertegen (nog) geen beroep is ingesteld. De aanwezigheid van de das is geen reden voor een voorlopige voorziening in de aanlegfase of de gebruiksfase. De voorzieningenrechter gaat er hierbij wel van uit dat op zeer korte termijn het voetpad tussen de locatie en het sportcomplex naar de Rooiseheide zal worden afgesloten, mede omdat deze afsluiting ten grondslag is gelegd aan de beslissing op bezwaar van GS.

 De voorzieningenrechter houdt geen rekening met het gedoogbesluit van het college. Dit gedoogbesluit kan niet aan verzoekers worden tegengeworpen. Zij hebben geen rechtsmiddelen kunnen aanwenden tegen dit gedoogbesluit. Een gedoogbesluit laat echter onverlet dat verzoekers wel een handhavingsverzoek kunnen indienen. Dit wordt door de Afdeling ook nadrukkelijk overwogen in rechtsoverweging 15 van de uitspraak van 24 april 20196: “Dit betekent echter niet dat een derde machteloos staat ten opzichte van een gedogend bestuursorgaan. Een derde kan immers bij dit bestuursorgaan een verzoek om handhaving indienen.

 Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht een dwangsom op te leggen om handhavend op treden af te dwingen.

11.1

Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor de volgende voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit schorsen. Daarnaast ziet de voorzieningenrechter aanleiding om met toepassing van artikel 8:84, vijfde lid, in combinatie met artikel 8:72, vierde en zesde lid, van de Awb het college te gelasten om een last onder bestuursdwang op te leggen aan de gemeente Meierijstad strekkende tot het staken en gestaakt houden van de bouw van 48 woningen op de locatie Bremweg/Heiweg voor 21 februari 2024 op straffe van verbeuring van een dwangsom aan verzoekers van € 15.000,00 voor iedere week dat het college in gebreke blijft deze last op te leggen met een maximum van € 100.000,00. De voorlopige voorziening heeft geen betrekking op de overige 96 woningen. Die woningen kunnen worden gebouwd zonder dat een dwangsom aan verzoekers wordt verbeurd. Dit geldt ook voor de voorbereidende (funderings)werkzaamheden voor alle woningen die voor 21 februari 2024 plaatsvinden, mede omdat deze werkzaamheden niet leiden tot onomkeerbare gevolgen. Ten overvloede wijst de voorzieningenrechter de gemeente Meierijstad er op dat het bouwen van deze woningen en het verrichten van deze werkzaamheden in strijd is met artikel 5.1 eerste lid, onder a, van de Omgevingswet zolang geen daartoe strekkende omgevingsvergunning is verleend en dat de gemeente de woningen bouwt voor eigen risico. In de omstandigheid dat geen voorlopige voorziening wordt getroffen met betrekking tot 96 woningen respectievelijk de funderingswerkzaamheden, kan geen toestemming voor het bouwen van deze woningen en het plegen van een overtreding worden afgeleid. De voorzieningenrechter zal bepalen dat de voorlopige voorziening vervalt na de bekendmaking van het besluit op de aanvraag voor de omgevingsvergunning omdat tegen dit besluit ook rechtsmiddelen openstaan.

11.2

De voorzieningenrechter beseft terdege dat dit een ongebruikelijke voorziening is met verstrekkende gevolgen voor beide partijen. Het college zal handhavend op moeten gaan treden tegen zichzelf. Dat wordt veroorzaakt doordat het college toestaat dat de gemeente Meierijstad handelt in strijd met artikel 5.1 eerste lid, onder a, van de Omgevingswet. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank ook aanleiding om een dwangsom aan de voorziening te verbinden. Omwonenden kunnen worden geconfronteerd met 96 woningen in hun nabije omgeving en hun omgeving zal hierdoor veranderen. Maar de voorzieningenrechter kan de ogen niet sluiten voor de urgente behoefte aan woningen voor ontheemden in de gemeente Meierijstad.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBOBR:2024:452

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *