Rb. Overijssel 2 februari 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:591 – modaliteiten dwangsom redelijk: geen bg-termijn bij last tot voorkoming van herhaling geurovertreding aanvaardbaar. Er is geen verplichting om actief maatregelen te treffen, ook al is dat een oplossing om herhaling te voorkomen.

Print deze pagina

Zijn de te nemen herstelmaatregelen in het bestreden besluit voldoende omschreven?

9. ForFarmers stelt zich op het standpunt dat in het bestreden besluit ten onrechte geen concrete herstelmaatregelen zijn omschreven waarmee herhaling van de overtreding van voorschrift 9.1.1 kan worden voorkomen. Volgens ForFarmers wordt in de last in feite enkel herhaald dat aan voorschrift 9.1.1 moet worden voldaan. Bovendien geldt volgens ForFarmers dat het college een onjuiste uitleg heeft gegeven aan voorschrift 9.1.1 door te gelasten dat wordt voldaan aan een maximaal toegestane jaarlijkse geuremissie.

9.1.

De rechtbank is van oordeel dat het college heeft voldaan aan de in artikel 5:32a, eerste lid, van de Awb neergelegde verplichting om de te nemen herstelmaatregelen te omschrijven in de last onder dwangsom. In last II heeft het college aangegeven dat ForFarmers dient te voorkomen dat voorschrift 9.1.1 opnieuw wordt overtreden en dat zij dit kan doen door de geuremissie via de koellucht van de korrelpersen en afgevoerd via de centrale schoorsteen te (laten) reduceren tot maximaal 2.786 MouE gemiddeld per uur gedurende maximaal 7.884 uren per jaar door minder uren te produceren en/of tijdens de uren waarin zij produceert binnen de geurnorm te blijven. De rechtbank is van oordeel dat deze omschrijving van de te nemen herstelmaatregelen voldoende duidelijk is en dat deze niet uitgaat van een onjuiste uitleg van voorschrift 9.1.1. De rechtbank verwijst hierbij naar wat zij heeft overwogen in rechtsoverweging 7.2.2. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.

Had het college aan last II een (langere) begunstigingstermijn moeten verbinden?

10. ForFarmers stelt zich op het standpunt dat het college aan last II ten onrechte geen begunstigingstermijn heeft verbonden. De in het bestreden besluit genoemde periode van 1 oktober tot en met 30 september is volgens ForFarmers geen begunstigingstermijn. Ook is zij van mening dat deze termijn willekeurig en niet onderbouwd is.

10.1.

De rechtbank is van oordeel dat het college aan last II geen begunstigingstermijn hoefde te verbinden. Last II is bedoeld om herhaling van de overtreding te voorkomen en niet om de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding te voorkomen. In zo’n geval hoeft op grond van artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb geen begunstigingstermijn te worden gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is ook geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college toch aanleiding had moeten zien om een termijn te stellen waarin ForFarmers de last kon uitvoeren zonder dat een dwangsom werd verbeurd.4 Daarbij is van belang dat het college in het bestreden besluit heeft aangegeven dat de eerste periode waarin wordt beoordeeld of aan de last is voldaan, begint op 1 oktober 2021. Dit betekent dat deze periode ten tijde van het bestreden besluit nog moest beginnen. Daardoor had ForFarmers vanaf het begin van die periode de gelegenheid om rekening te houden met de last en de productie zo in te richten dat de last niet werd overtreden. Anders dan ForFarmers stelt, verplicht de last haar niet tot het treffen van geurreducerende maatregelen (anders dan het aanpassen van de productie). Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.

Is de in het bestreden besluit vastgestelde dwangsom te hoog?

11. ForFarmers stelt zich op het standpunt dat de in het bestreden besluit vastgestelde dwangsom te hoog is. Zij is van mening dat de stelling dat sprake is van onaanvaardbare hinder voor omwonenden niet is onderbouwd. Volgens ForFarmers blijkt uit het rapport van [bedrijf] juist dat ter plaatse van de woningen van de omwonenden geen sprake is van de overschrijding van de geurnormen.

11.1.

De rechtbank is het met het college eens dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom en dat deze daarom niet te hoog is. Zij zal dit hierna uitleggen.

11.1.1.

Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State5 heeft het opleggen van een last onder dwangsom ten doel de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende regels. Om dit doel te bereiken kan de hoogte van het bedrag worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Van de dwangsom moet een zodanige prikkel uitgaan, dat de opgelegde last wordt uitgevoerd zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

11.1.2.

De rechtbank is van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een bedrag van € 100.000,- per geconstateerde overtreding, met een maximum van één constatering per jaar, met een maximum van € 300.000,- in redelijke verhouding staat tot het met de dwangsom te dienen doel. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een bestuursorgaan bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom veel beleidsvrijheid heeft. Mede gelet op de in het plan van aanpak genoemde kosten van het nemen van geurreducerende maatregelen, vindt de rechtbank het aannemelijk dat de dwangsom in redelijke verhouding staat tot het financiële voordeel dat ForFarmers kan behalen of de kosten die zij kan besparen als zij geen maatregelen treft en zich bij de productie van diervoeders niet houdt aan de maximale geuremissie per jaar die is voorgeschreven in voorschrift 9.1.1. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.

Is handhaving van de overtreding van voorschrift 9.1.1 evenredig?

12. ForFarmers stelt zich op het standpunt dat het onevenredig is om van haar te verlangen dat zij kostbare geurreducerende maatregelen neemt. Zij is van mening dat het college haar op zijn minst in de gelegenheid had moeten stellen om nieuwe metingen te verrichten op basis van representatieve bedrijfsomstandigheden, voor zover het college niet zelf dergelijke nieuwe metingen had moeten laten doen. Verder is ForFarmers van mening dat het in ieder geval niet evenredig is om van haar te verlangen dat zij binnen een jaar voldoet aan voorschrift 9.1.1 overeenkomstig de manier waarop het college dit voorschrift uitlegt. ForFarmers stelt dat zij door de last onder dwangsom in feite wordt gedwongen om geurreducerende maatregelen te treffen, zonder dat onomstotelijk vaststaat dat sprake is van een overtreding. Ook staat volgens ForFarmers niet vast dat na het treffen van die maatregelen niet toch een dwangsom wordt verbeurd. Verder wijst zij erop dat uit de verspreidingsberekeningen volgt dat grotendeels wordt voldaan aan het provinciaal geurbeleid en dat de geurimmissie dus aanvaardbaar is.

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *