Rb. Zeeland-West-Brabant 1 februari 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:715 – rechtbank vernietigt BOB (herroeping last onder dwangsom), waardoor last onder dwangsom herleeft. “Doende wat het college had moeten doen zal de rechtbank het bezwaar van [derde partij] en dat van eiseres tegen de last onder dwangsom ongegrond verklaren”

Print deze pagina
7.6De rechtbank is van oordeel dat handhavend optreden in dit concrete geval niet zodanig onevenredig is in verhouding tot de belangen van handhaving dat het college daarvan in redelijkheid kon afzien. Er is geen sprake van een zeer uitzonderlijke situatie. Uit de stukken blijkt weliswaar dat een verhuizing voor [derde partij] psychisch belastend zou zijn en hij gebaat is bij wonen in de recreatiewoning, maar niet is gebleken dat de heer [derde partij] wegens zijn gezondheidssituatie helemaal niet in staat is om elders woonachtig te zijn.

7.7Verder is van belang dat een overtreding van het bestemmingsplan geen geringe overtreding is. [derde partij] woont op een recreatiepark dat uitsluitend bestemd is voor recreatief verblijf. Het toestaan van permanente bewoning maakt inbreuk op dit recreatieve karakter. Eiseres heeft voldoende toegelicht dat zij gebaat is bij het behouden van de recreatieve karakter van het recreatiepark. Al met al hadden de belangen die gediend zijn met handhaving in dit geval zwaarder moeten wegen dan het belang van de heer [derde partij] om in de recreatiewoning te kunnen blijven wonen. Het college kon daarom niet in redelijkheid besluiten van handhaving af te zien.

7.8Dit betekent dat het beroep van eiseres gegrond zal worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder heeft geen andere motivering gegeven waarom van handhaving zou moeten worden afgezien. Dit betekent dat er maar een mogelijke beslissing resteert. Doende wat het college had moeten doen zal de rechtbank het bezwaar van [derde partij] en dat van eiseres tegen de last onder dwangsom ongegrond verklaren. Door de vernietiging van het bestreden besluit herleeft het primaire besluit en ook de daarin opgenomen last onder dwangsom. [derde partij] wordt dus gelast het gebruik van de recreatiewoning in strijd met het bestemmingsplan als permanente woning te beëindigen en beëindigd te houden op straffe van een dwangsom van € 16.500,00 ineens. In de last onder dwangsom is een termijn van twee jaar na de verzenddatum van het primaire besluit gegeven. Dat zou betekenen dat [derde partij] uiterlijk 16 februari 2024 de recreatiewoning zou moeten verlaten. De rechtbank kan zich voorstellen dat [derde partij] op zo’n korte termijn in de huidige woningmarkt geen woning kan vinden. Zij zal bepalen dat [derde partij] binnen twee jaar na de dag na deze uitspraak het gebruik van de recreatiewoning ten behoeve van permanente bewoning dient te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van € 16.500,- ineens. De rechtbank is van oordeel dat een begunstigingstermijn van twee jaar redelijk is. Dit biedt de heer [derde partij] voldoende tijd om een vervangende passende woonruimte te vinden en biedt eiseres voldoende zicht op herstel van de legale situatie.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBZWB:2024:715

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *