Rb. Zeeland-West-Brabant 6 april 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2345 – dwangsom te laag – prikkel is te klein om overtreding te laten staken nu LoD het “moeilijk maakt” om bedrijf te exploiteren ter plaatse.

Print deze pagina

Gronden

5.3

Eiser heeft – kort samengevat – aangevoerd dat bestreden besluit I in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Gelet op de historie van eerdere overtredingen van vergunningvoorschrift 3.1.3 en andere voorschriften en het niet beëindigen van de geluidsoverlast, had het college een hogere dwangsom moeten vaststellen of had het college moeten besluiten tot zwaardere handhavingsmaatregelen. De hoogte van de dwangsom is te laag vastgesteld en daarom biedt de last een onvoldoende prikkel voor de derde partij om de overtreding te beëindigen. Daarnaast had het college volgens eiser rekening moeten houden met het Vergunning- Toezicht- en Handhavingsbeleidsplan 2021 en met de uitgangspunten voor het bepalen van de hoogte van de dwangsom, die staan opgenomen in bijlage B van het sanctiebeleid. Op basis van dat beleid kan het college tot zwaardere maatregelen overgaan. Eiser heeft daaraan toegevoegd dat het opleggen van een last onder bestuursdwang in verhouding staat tot de overtreding, omdat eiser al jaren geluidsoverlast ervaart en hij als gevolg daarvan gezondheidsproblemen ondervindt.

Beoordeling

5.4

De rechtbank is van oordeel dat het college de keuze voor de last onder dwangsom en de hoogte van die dwangsom in het bestreden besluit I onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank stelt daarbij voorop dat uit het bestreden besluit I niet blijkt op welke wijze het college de Landelijke Handhaving Strategie en de Handreiking bestuurlijke sanctiemiddelen van Handhavingssamenwerking Noord-Brabant (april 2013) bij die beslissing heeft betrokken.

5.5

Het college heeft ten aanzien van de keuze voor het instrument van de last onder dwangsom alleen gemotiveerd dat de nadelige gevolgen voor de inrichting niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college echter onvoldoende gemotiveerd op welke wijze de belangen van eiser zijn meegewogen in het besluit om niet te kiezen voor een zwaardere sanctie. Uit het dossier blijkt dat in 2015 en 2019 ook een last onder dwangsom is opgelegd vanwege overtreding van vergunningvoorschrift 3.1.3 en dat het opleggen van die lasten er niet toe heeft geleid dat de overtredingen definitief zijn beëindigd. Daar leidt de rechtbank uit af dat eiser al gedurende een langere periode geconfronteerd wordt met overschrijdingen van geluidsnormen. Ter zitting heeft het college ook toegelicht dat het voor de derde partij moeilijk is om de inrichting op die plaats te exploiteren en tegelijkertijd te voldoen aan vergunningvoorschrift 3.1.3 ter plaatse van de woning van eiser. Dat duidt er naar het oordeel van de rechtbank des te meer op dat de kans klein is dat de gekozen sanctie tot gevolg zal hebben dat de overtredingen zullen worden beëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank had het college onder die omstandigheden duidelijker – en met inachtneming van de belangen van eiser – moeten motiveren waarom alsnog is gekozen voor de last onder dwangsom om te bewerkstelligen dat overtreding van het vergunningvoorschrift wordt beëindigd.

5.6

Daarnaast blijkt uit artikel 5:32b, derde lid, van de Awb en uit de daarop aansluitende bijlage B bij het Sanctiebeleid van de gemeente [plaatsnaam] dat het college altijd moet motiveren dat de hoogte van een dwangsom toereikend is om een einde te maken aan de overtredingen. Ook die motivering staat niet opgenomen in het bestreden besluit. Op grond van hoofdstuk 2 van het Sanctiebeleid heeft het college de hoogte van de last onder dwangsom uit 2 juli 2019 met 50% verhoogd, maar het college heeft op geen enkele wijze gemotiveerd waarom de maximale dwangsom van € 22.500,- voldoende werd geacht om een einde te maken aan overtreding van het voorschrift. Gelet op de toelichting van het college dat de derde partij op die locatie moeilijk zal kunnen voldoen aan het voorschrift als de inrichting in werking is, acht de rechtbank niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de maximaal vastgestelde dwangsom hoog genoeg is.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBZWB:2023:2345

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *