Vzr. CBb 20 februari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:117 – oudere overtredingen terecht meegewogen bij gevaar voor herhaling “is sprake van betrekkelijk veel vergelijkbare eerdere overtredingen gedurende een betrekkelijk lange periode en is geen positieve trend zichtbaar”

Print deze pagina

Gevaar voor herhaling

8.1

De minister heeft de last onder bestuursdwang opgelegd ter voorkoming van herhaling. Volgens rechtspraak van het College (zie onder meer de uitspraak van 10 december 2019, ECLI:NL:CBB:2019:662) kan een dergelijke last worden opgelegd indien een overtreding heeft plaatsgevonden en gevaar voor herhaling voor de hand ligt. Bij de beantwoording van de vraag of een last strekt tot voorkoming van herhaling van eerdere overtredingen kunnen verschillende omstandigheden op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien een rol spelen. Het gaat hier om omstandigheden die een beeld geven van de mate van continuïteit in de aan de orde zijnde overtredingen, zoals de aard van de overtreding, de mate van overeenkomst – bijvoorbeeld wat betreft de plaats ervan – met de eerdere geconstateerde overtredingen en het tijdsverloop sinds die overtreding. Voor de aard van de overtreding is onder meer van belang dat het gaat om overtredingen van hetzelfde voorschrift met dezelfde strekking, wil gesproken kunnen worden van een herhaling. Om tot de conclusie te komen dat de last strekt ter voorkoming van een herhaling, is vereist dat de omstandigheden ten tijde van het opleggen van de last op één lijn kunnen worden gesteld met de omstandigheden ten tijde van de eerdere overtreding.

8.2

De minister heeft in de last onder bestuursdwang vijf data genoemd waarop de Stichting eerder varkens hield op een modderig en nat terrein, zonder enige vorm van bescherming tegen slechte weeromstandigheden zoals vrieskou en regen. Daarnaast heeft de minister in het verweerschrift een overzicht opgenomen van (onder meer) eerdere overtredingen van artikel 1.6, derde lid, van het Bhd. De voorzieningenrechter is het met de Stichting eens dat er tussen de verschillende constateringen twee maal een wat langere lange periode (van ongeveer twee jaar) zit waarin geen overtredingen zijn vastgesteld. Anderzijds is sprake van betrekkelijk veel vergelijkbare eerdere overtredingen gedurende een betrekkelijk lange periode en is geen positieve trend zichtbaar. Gelet daarop heeft de minister naar het oordeel van de voorzieningenrechter op goede gronden geoordeeld dat sprake is van een grote mate van continuïteit aan overtredingen van dezelfde aard en inhoud, zodat hij op grond daarvan mocht overgaan tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter voorkoming van herhaling.

Duidelijkheid van de last

9 In de last is vermeld dat de Stichting herhaling van de overtreding (ook) kan voorkomen door de varkens te houden op een stuk land waar zij continu de beschikking hebben over een droog stuk land en daarbij beschutting hebben tegen neerslag, wind en kou. Hierbij heeft de minister voor het droge stuk land de mogelijkheid van het dik instrooien genoemd en voor de weeromstandigheden als voorbeeld een afdak. Daarmee is de last naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende duidelijk. Dat in de last onder dwangsom niet is vermeld om welke percelen het gaat, maakt niet uit, omdat wel duidelijk is dat het om de varkens van de Stichting gaat. De last strekt ertoe dat die varkens tegen slechte weersomstandigheden worden beschermd. Dit kan door het stuk land waar de controle op 27 november 2023 plaatsvond op de in de last bedoelde wijze geschikt te maken, maar bijvoorbeeld ook door de varkens naar een ander, wel geschikt, stuk land te verplaatsen.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:117
Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *