ABRvS 6 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1187 – college is territoriaal bevoegd te handhaven tegen internet escortbedrijf omdat plaats van bemiddeling en afname dienst binnen gemeentegrenzen ligt.

Print deze pagina

–    Territoriale bevoegdheid college

8.    Gelet op wat hiervoor is overwogen, is sprake van een onvergund escortbedrijf. De volgende vraag die in deze procedure voorligt, is of de gemeente Amsterdam bevoegd is hiertegen handhavend op te treden.

[appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen. Hij stelt dat alleen de gemeente waar het escortbedrijf is gevestigd dan wel waar de bemiddeling plaatsvindt, bevoegd is om handhavend op te treden. De bemiddeling vond in dit geval digitaal plaats, waardoor moeilijk te beoordelen is welke gemeente bevoegd is om handhavend op te treden, nu het aanbieden van prostitutie via internet niet is gebonden aan regio- en landgrenzen. In ieder geval hebben [appellant A] en [appellant B] geen van beiden woonplaats dan wel vestigingsplaats in Amsterdam. Verder stelt [appellant] dat de last te ver gaat, omdat maar een deel van de website van [escortbureau] ziet op escortdames die werkzaam zijn in Amsterdam. Het college mocht dus in ieder geval niet gelasten om de hele website offline te halen, aldus [appellant].

8.1.    Naar het oordeel van de Afdeling dient in dit geval niet te worden gekeken naar de plaats waar de bemiddeling plaatsvindt, maar naar de plaats waar de activiteit waar de bemiddeling zich op richt plaatsvindt. In dit geval is dat Amsterdam. Uit de rapporten volgt immers dat alle gehoorde escortdames werkzaam waren in woningen en hotels in Amsterdam. De Afdeling acht daarbij van belang dat de gemeente Amsterdam ter bescherming van de vrouwen die in deze  branche werkzaam zijn moet kunnen optreden tegen een onvergund escortbedrijf dat in de gemeente escortdames laat werken. Dat via [escortbureau] mogelijk ook wordt bemiddeld tussen escort en klant waarbij de activiteiten in andere gemeenten plaatsvinden, doet – wat daar verder ook van zij – aan het vorenstaande niet af. Dit zou slechts betekenen dat meer gemeenten bevoegd zijn hiertegen handhavend op te treden, voor zover activiteiten in hun gemeente hebben plaatsgevonden én in de APV van die gemeente een soortgelijk verbod is opgenomen.

Ook dit betoog faalt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@121006/201904174-1-a3/

Print deze pagina