8.2. De Afdeling overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van 20 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:504, dat een motie niet leidt tot een juridische verplichting die het college bij het nemen van een besluit tot handhaving in acht dient te nemen. De Afdeling is daarom met de rechtbank van oordeel dat het college de motie niet heeft hoeven betrekken bij het besluit tot handhaving.
Over de hetze die [appellant] omschrijft en de daarmee samenhangende onjuist gebruikte handhavingsbevoegdheid, overweegt de Afdeling dat zij in de stukken die [appellant] heeft overgelegd en in wat hij op de zitting heeft toegelicht geen aanleiding ziet om aan te nemen dat er sprake is van een ambtelijke hetze. [appellant] heeft in zijn hogerberoepschrift meerdere keren genoemd dat daar wel sprake van is, maar anders dan dat het [appellant]’s woord is, heeft hij dit niet onderbouwd met stukken. De Afdeling ziet in het verlengde daarvan dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college zijn handhavingsbevoegdheid onjuist heeft gebruikt.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat het handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, zodat het college van handhaving had moeten afzien.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2025:1036
Leave a Reply