Mocht de burgemeester de sluiting noodzakelijk achten?
6.4. De Afdeling is van oordeel dat de burgemeester niet aannemelijk heeft gemaakt dat sluiting van het pand noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen. Het besluit van 25 juni 2021 is daarom ondeugdelijk gemotiveerd. Zij acht daartoe het volgende van belang.
6.5. Uit de toelichting op artikel 3:9a van de APV volgt dat als de burgemeester een seksinrichting sluit, hij dat doet in het belang van de openbare orde. Dit betekent dat de burgemeester het noodzakelijk mag achten om een pand te sluiten als de openbare orde op het moment dat hij besluit het pand te sluiten nog steeds is of dreigt te worden verstoord. Het is aan de burgemeester om aannemelijk te maken dat daarvan sprake is.
6.6. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat hij sluiting in het belang van de openbare orde noodzakelijk mocht achten. De burgemeester heeft dit besluit alleen gebaseerd op de bestuurlijke rapportage. Dit heeft hij tijdens de zitting van de Afdeling, desgevraagd, ook bevestigd. Volgens de burgemeester is onduidelijk welke personen toegang tot de woning hebben. [appellant] heeft namelijk geen huurovereenkomst gesloten met de overtreders en op het adres staat niemand ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Daarnaast is het voor de burgemeester niet duidelijk of herhaling wordt voorkomen, omdat de stichting waarmee [appellant] nu zou samenwerken, hem onbekend is en onduidelijk is hoe de verhuur zal worden vormgegeven. Ook zou sprake zijn van loop naar het pand, nu politiemedewerkers via een advertentie naar het pand zijn geleid.
6.7. Uit de bestuurlijke rapportage volgt niet dat sprake was van overlast in of rondom het pand. Ook is niet uit de bestuurlijke rapportage op te maken dat het pand bekend was als seksinrichting of dat er loop was naar het pand. Uit de rapportage volgt weliswaar dat de politie via een advertentie op het internet contact heeft gelegd met een vrouw, maar in die advertentie staat geen adres vermeld. Ook de locatie waar een politiemedewerker met de vrouw had afgesproken, was een andere dan de woning. De enkele omstandigheid dat een politiemedewerker daarna naar de woning is begeleid, is in dit geval onvoldoende om te kunnen concluderen dat het pand bekend was als seksinrichting of dat van loop daarheen sprake was. Daar komt bij dat [appellant] op 7 januari 2021, dus vier weken voor de burgemeester besloot om de woning te sluiten, een zienswijze heeft ingediend. In die zienswijze heeft [appellant] meegedeeld dat hij is gestopt met de verhuur via Booking.com en dat hij een alternatieve wijze van verhuur heeft gevonden. Dit heeft hij onderbouwd met een huurovereenkomst met een stichting die huisvesting voor jongeren verzorgt met ingangsdatum 1 januari 2021. Daarmee was de overtreding beëindigd en heeft [appellant] aannemelijk gemaakt dat herhaling daarvan in dit geval is voorkomen.
6.8. Gelet op de onder 6.7. genoemde omstandigheden, is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester in dit geval niet aannemelijk heeft gemaakt dat het noodzakelijk was om de woning te sluiten. De rechtbank is ten onrechte tot een andere conclusie gekomen.
Het betoog slaagt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2025:1156
Leave a Reply