4. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de last onder dwangsom onevenredig zwaar is ten opzichte van het daarmee te bereiken doel, namelijk dat er geen bewoning plaatsvindt in het pand. Zij wijzen erop dat al sinds het controlebezoek in 2021 niet in het pand wordt gewoond. Om dan ook te gelasten de keuken of badkamer op de eerste verdieping inclusief het leidingwerk tot aan de aansluiting in de vloer of muur te verwijderen, met alle nadelige financiële gevolgen, gaat volgens hen verder dan nodig is voor herstel van de overtreding en komt neer op een punitieve sanctie. Verder heeft de rechtbank volgens [appellant] en anderen ten onrechte overwogen dat geen concreet zicht op legalisatie bestaat. [appellant] en anderen voeren tot slot aan dat zij niet in zien waarom de ene ondernemer een keuken en badkamer in zijn bedrijfsruimte mag hebben en zij niet. Zij wijzen erop dat de voor het perceel geldende bestemming ook ander gebruik toestaat waarbij een keuken en badkamer, gelet op de bedrijfsuitoefening, zouden zijn toegestaan.
4.1. De rechtbank is van oordeel dat de last onder dwangsom niet onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen en dat de last onder dwangsom in stand kan blijven. De rechtbank is gemotiveerd ingegaan op de gronden van [appellant] en anderen over concreet zicht op legalisatie en andere omstandigheden van het concrete geval die volgens hen ertoe kunnen leiden dat er een bijzonder geval is om van handhavend optreden af te zien. De rechtbank is daarbij ook ingegaan op de grond over de verstrekkende last. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen 7.2 en 7.3, 8.2 tot en met en 8.4 en 9, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan nog toe dat de toezegging van [appellant] en anderen aan het college dat in het pand niet meer zal worden gewoond en hun stelling dat een keuken en badkamer ook voor hun eigen bedrijfsvoering handig is, niet maken dat al daarom moet worden geoordeeld dat de last te verstrekkend is. Zoals hiervoor onder 3 is overwogen, ziet de last op het voorkomen van herhaling van de overtreding. Dit kan worden bereikt door het gebruik als woning te beëindigen, maar ook door de badkamer of keuken te verwijderen. Het verwijderen van de keuken of badkamer maakt immers dat er ook feitelijk niet meer in het pand kan worden gewoond. Daarbij is van belang dat de keuken en badkamer in dit geval zijn aangelegd met het oogmerk om in het pand te kunnen wonen. Gelet hierop leidt ook de omstandigheid dat het pand in de toekomst in overeenstemming met het bestemmingsplan op een andere wijze zou kunnen worden gebruikt, waarbij voor de bedrijfsvoering een keuken of een badkamer nodig kan zijn, niet tot het oordeel dat de opgelegde last verder strekt dan nodig is. Van rechtsongelijkheid is ook geen sprake, omdat het in de onderhavige procedure gaat over het voorkomen van het gebruik van het pand als woning.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2025:1458
Leave a Reply